Photo Pleasure
Navigation

Trans Iberie Express 2016

North by Northwest

Tekst: Eric Afman / Foto’s: Ronnie Afman.

Zondag 13 november

Ik ben niet bijgelovig, we zijn geboren op de 13e, maar ons vertrek op deze dag heeft niet heel veel goeds opgeleverd, wat de auto betreft. Ik kan natuurlijk direct zeggen dat als we op maandag de 14e waren vertrokken het niet veel anders had uitgepakt. Van Groningen tot Antwerpen gaat netjes in drie uur, korte tijd later zitten we al in Frankrijk. Ons enige echte oponthoud wat files betreft is als we langs Parijs rijden. Logisch dus. We hebben echter ook vertraging vanwege geluiden aan de rechtervoorkant van de auto. We stoppen een paar keer om te kijken of er wat mis is met het wiel, aangezien er net winterbanden onder gekomen zijn.

Uiteindelijk blijkt de bodemplaat onder de motor los te zitten wat er met 130 km per uur voor heeft gezorgd dat het kunststof pinnetje dat de wielkast aan het spatbord bevestigt eruit is gegaan. Die wielkast flabbert dus tegen het wiel. Dat blijkt als we op een gegeven moment wat onder de auto door horen gaan. We zijn een (klein) deel van de auto kwijt. Hoe dit op te lossen om 21.00 uur? Gelukkig heeft het tankstation waar we deze ontdekking doen ijzerdraad. Ronnie maakt een en ander vakkundig vast en we kunnen weer verder. Het is nog een uur het Formule 1 hotel naar Bordeaux. Daar wacht ons het volgende minpunt van deze nog zo prille reis. Wat je ook zoekt qua hotels in Bordeaux, vergeet het Formule 1 hotel. Het kost niks (34,60 euro) maar de prijs/kwaliteit verhouding is nog ver onder de maat. Eerdere Formule 1 overnachtingen waren nog best goed, maar deze herberg heeft geen eigen douche en WC. En de andere gasten malen niet zo om hygiëne, zo blijkt. Op de parkeerplaats komt de wietlucht je ook al tegemoet. Snel slapen en morgen vroeg en snel verder!

Maandag 15 november

Even opfrissen boven de wasbak (die heeft onze kamer dan weer wel). Ronnie controleert, niet voor het laatst deze vakantie, of het ijzerdraad nog goed zit en dan rijden we richting de Spaanse grens. Onderweg zien we een groot bord met daarop de tekst Dune de Pilat. Daar ben ik een jaar of twintig geleden een keer geweest, het is de hoogste duin van Frankrijk en waarschijnlijk van Europa. Maar het ligt een uur of zo uit de richting en we willen ons toch focussen op Spanje, dus we rijden verder door het gebied dat Landes heet. Inmiddels geven we steeds geld uit aan de tolwegen, al met al zo’n 90 euro, maar liever dat dan meer tijd over mindere wegen. Na nog een tolstation zien we ineens een bordje España. Ik moet direct denken aan mijn cursus Spaans die ik tien baar geleden voor het eerst (en zeker niet voor het laatst) gestart ben:

– Dónde estamos?
– Estamos en la frontera.
– La frontera española?
– Sí, effectivamente, la frontera española.

Waar zijn we? Aan de Spaanse grens. O ja? Ja.

Om een of andere reden maak ik die cursus nooit af, en begin ik om de zoveel jaar weer vanaf het begin. Meestal net voordat we naar een Spaanstalig land gaan, en dus meestal veel te laat. Muy tarde, verdad! Maar goed, tegenwoordig hebben we naast de Hoe en wat in het Spaans ook Google Translate, dus dat komt wel goed.

We arriveren in San Sebastián, een mooie plaats aan een prachtige baai. We zetten de auto in een parkeergarage en lopen langs de kade richting de baai. Het weer zit niet tegen, de zo’n schijnt volop. We hebben een prima uitzicht over het water en het strand, maar van hogerop zal dat vast nog beter zijn. Het treft dat we aan de voet van een van de heuvels om de baai staan en er wandelpaden zijn die ons naar de top leiden. Onder Napoleon is hier een fort gebouwd en daar zien we nog delen van terug. Op de top staat een beeld van Jezus op ons neer te kijken. We rusten even uit en lopen weer naar beneden. Voordat we de auto weer ophalen drinken we nog een kopje thee en cappuccino. We rijden naar de andere kant van de baai om een hotel te zoeken. Dat wordt La Galeria, op circa 100 meter van het strand, met een prijskaartje van laag in de 50 euro. En parkeren voor de deur. Mooie tijd, dat laagseizoen.

Als de zon ondergaat lopen wij langs het strand, wat best veel tijd kost als elke twintig meter een mooie plek biedt voor een foto. We zoeken een restaurant in de buurt van de Plaza Constitución en vinden er eentje. Tijdens het eten kletsen drie Amerikaanse meiden naast ons elkaar de oren van de kop, zoals ze dat zo goed kunnen: “Oh my god, I was like, you know…” Op de terugweg zien we de volle maan, die vanavond een supermaan moet zijn. Hij is wel fel, maar niet extreem groot. Misschien vannacht, maar dan liggen wij op één oor.

Dinsdag 15 november

Via Facebook zien we van veel mensen een grote maan met veel details op de foto. Daar zijn we zelf niet voor wakker gebleven. We pakken onze spullen in en rijden San Sebastián uit richting het westen. Bilbao ligt op onze route en in Bilbao staat het Guggenheim museum, leuk om even aan te doen, denken wij. We moeten even wat moeite doen voor een plekje in een parkeergarage, maar die moeite loont. Het Guggenheim is een interessant gebouw, wat niet zozeer gezegd kan worden van wat er binnen aan de muren hangt. Het is vooral moderne kunst, wat kubisme, en er hangt een drietal schetsen van Picasso, dat dan weer wel. Maar van iemand als Francis Bacon zijn we niet onder de indruk. In een fikse ruimte staan diverse gebogen staalplaten, met als titel The matter of time. Een suppoost wijst ons erop dat we geen foto’s mogen maken.

Naast het museum is een terrasje, een mooie plek om het gebouw te bekijken onder het genot van een croissantje gezond en een heet drankje. Aan de andere kant van het museum maken we nog wat foto’s en gaan dan de auto weer ophalen. Het duurt even voordat de TomTom weer verbinding heeft met een satelliet, maar het lukt ons vrij gemakkelijk om de stad weer uit te komen. Snel door naar een stukje natuurschoon: Los Picos de Europa, een bergketen ten westen van de Pyreneeën. We overnachten in Pension Rio Deva in Unquera, waar de receptioniste geen Engels spreekt. Moet ik toch mijn soort van Spaans aanspreken. Ik heb wel even moeten spieken in Google Translate naar het woord camas, wat bedden betekent. Un habitación y dos camas.

Na het inchecken stuurt Ronnie de auto behendig over de kronkelende weg langs de rivier de Deva. Onze eerste stop is in een bocht na een bruggetje, niet echt een goede plek, zo blijkt als er een vrachtwagen aankomt. Voor de volgende stops gebruiken we reguliere parkeerplekken. De natuur is erg mooi, en we zien onze eerste sneeuw deze vakantie, zij het op vele kilometers afstand, bovenop de bergen. Omdat het al donker wordt keren we om richting ons pension. We moeten even wachten op ons diner, de restaurants gaan niet zo vroeg open. De Spanjaarden eten een keer of vijf per dag, dus het diner is vaak niet eerder dan negen uur. Ook hier geen Engels, maar ook geen boekje Hoe en wat in het Spaans, en geen bereik voor Google Translate. Als de serveerster dan een vraag stelt over het eten is het dus gokken. We gokken verkeerd, het had toch crudo moeten zijn (well done). Weer wat geleerd.

Woensdag 16 november

Het ontbijt is in een simpele ruimte in het pension, maar smaakt uitstekend. En het kost ook nog eens zo goed als niks. De pensionhouder schrijft het voor ons op: 45 euro. Dat is ontbijt én overnachting, voor twee personen. Goed geluimd rijden we de snelweg weer op. De TomTom zegt dat we naar rechts moeten, maar ik heb op het kaartje gezien dat we de A8 kunnen blijven volgen, dus dat doen we maar. Is ook beter, na veel gemor geeft het ding ons toch een eerdere aankomsttijd bij onze volgende tussenstop. Handig die boekjes waarin interessante uitstapjes staan, zo kom je nog eens ergens. Aan de Costa Verde (de Noordwest kust van Spanje) bevindt zich een vissersdorpje in een nauwe kloof, genaamd Cudillero. Erg pittoresk!

De gekleurde bootjes deinen rustig een beetje op hun plek in de haven. De huizen staan hutje-mutje naast en bovenop elkaar. Rond het plein zijn het wel veel restaurantjes trouwens. De hoofdstraat leidt in bochten naar boven. Een goede test voor onze benen. Onderweg komen we enkele oudjes tegen. Een dame in dat groepje geeft in het Spaans aan welke route we moeten volgen naar het uitkijkpunt boven het plaatsje. Ik versta het meeste niet echt, maar pik er een paar woorden uit. Los daarvan is er, los van een paar zijpaadjes, maar één route naar boven en die is redelijk aangegeven met markeringen op de grond. Maar toch gracias, mevrouw! Onderweg zijn er veel mooie plekjes om plaatjes te schieten. Helemaal boven is het uitzicht niet minder mooi. De zo’n schijnt volop, we zien rotspartijen de zee ingaan, een vuurtoren, de haven en de vele huisjes. Schitterend. Via een ander weggetje komen we weer beneden. Je kunt niet helemaal bij de vuurtoren komen, er staat een hek voor. Dan maar naar een van de restaurantjes voor een heerlijke Ensalate Mixto op het zonovergoten terras. Het is net wintersport, geen 30 graden, maar wel lekker in je T-shirt buiten eten. “The rain in Spain stays mainly in the plain”, zei Eilza Doolittle steeds maar weer in My Fair Lady. Of het klopt weten we niet, maar hier valt het voorlopig niet.

Het tweede doel van vandaag betreft Santiago de Compostela, waar we ongeveer 2,5 uur later aankomen. We checken in bij hotel Gelmirez. De auto kunnen we voor 9 euro parkeren in garage Caracas schuin er tegenover. Door het vele eenrichtingsverkeer is het ietwat lastig er te komen en dan is de ingang ook vrij nauw. Gelukkig neemt iemand in de garage de auto over nadat wij onze spullen eruit hebben gehaald. Vanaf het hotel is het maar een korte wandeling naar de oude stad. Hier zijn wel veel mensen op de been, wat deels te maken heeft met het uitgaan van de scholen. Via de universiteit en nog wat smalle straatjes komen we bij de kathedraal. Jammer dat ze nu net de kathedraal aan het restaureren zijn. Maar aan de binnenkant is wel veel moois te zien. Leuk ook om die typische pelgrims/wandelaars met rugzak en wandelstok te zien aankomen. Die rugzakken mogen niet mee de kathedraal in. Er mag binnen ook niet geflitst worden, maar verder mag je er wel fotograferen en filmen. Dar doen we met enige rust, er zitten ook mensen te bidden. Anderen storen zich daar in het geheel niet aan en gaan met veel piepjes en ander lawaai te werk. Er zijn diverse beelden en schilderingen te zien. Ook kun je afdalen naar de crypte, waar de heilige Jacobus zou liggen. En je mag achter het beeld van de apostel langslopen en die omarmen. Dat zal ook ergens goed voor zijn. We vertellen door een achterdeur en lopen dezelfde route terug naar het hotel. Er zijn vlakbij het hotel niet heel veel restaurantjes, maar de conciërge heeft een paar op de kaart aangemerkt. Het vlees is hier beter te eten dan gisteren, alleen hebben ze al het zout in de keuken erop gegooid. Morgen maar eens iets anders dan vlees bestellen.

Donderdag 17 november

Van Santiago de Compostela naar Porto in Portugal is ongeveer 2,5 uur rijden. Tenzij je bij de grens wordt aangehouden… om een vragenlijst ten behoeve van het toerisme te beantwoorden, in het Engels/Spaans. Dat kost ongeveer een kwartier. Je zou zeggen dat als je op de grens buitenlanders vragen wilt stellen, dat je er dan iemand neerzet met veel talenkennis. Maar we komen er samen wel uit. Hoeveel dagen zijn jullie in Spanje geweest, wat heb je zoal gedaan, wat heb je ongeveer uitgegeven, dat soort vragen. Na de allerlaatste vragen wuiven we de dames op de parkeerplaats toe en rijden we Portugal binnen. Hier is het direct een uur vroeger, wat ons wel mooi uitkomt. In plaats van rechtstreeks naar Porto te rijden maken we een omweg naar Lindoso in het Parque Nacional da Peneda-Gerês, blijkbaar een van de mooiste nationale parken in het land. We zijn op zoek naar stenen graanschuren die op grafzerken lijken.

Ondertussen zien we dat de tank bijna leeg is en met de vele stijgende weggetjes in dit bergachtige gebied word ik een beetje zenuwachtig. Het is me een keer overkomen in de Gottharttunnel dat met weinig diesel in de tank op één stijgende weg er rotzooi van de bodem van de tank in de leidingen kwam en de auto moest worden weggesleept en een paar dagen op de (dure) reparatie moesten wachten. Prio 1 is dus het vinden van een tankstation. We zien er geen enkele in de kleine dorpjes, maar TomTom weet gelukkig raad. Vlakbij het tankstation is een grote brug met uitzicht op de rivier de Lima. Of je er mag lopen betwijfel ik, maar we doen toch even ons ding met de camera’s. Dan rijden we terug naar Lindoso. Al snel vinden we de graanschuren, kleine stenen bouwwerken die inderdaad op grafzerken lijken, compleet met kruisen op het dak. Geen idee waarom ze zoveel kleine hebben gemaakt en niet een paar grotere. ’s Lands wijs, ’s lands eer, zullen we maar zeggen. Het ziet er in ieder geval mooi uit. Zeker als de zon er nog even op gaat schijnen. We spotten een egeltje, dat of het wil of niet ook wordt vastgelegd voor het nageslacht. Behalve die graanschuren heeft Lindoso ook een oude kasteelruïne, die uitzicht biedt over de heuvels rondom.

Nog is Porto niet aan de beurt, want onderweg treffen we de plaats Ponte de Lima, waar een oude Romeinse brug naar de Santo Antoniuskerk leidt. Er schijnen nog maar vijf oorspronkelijke bogen over te zijn maar de rest dateert uit de Middeleeuwen, dus oud blijft de brug sowieso. Net als de afgelopen dagen is er bijna niemand op de been, wat een genot, die rust. Enkele beelden staan langs de straat met uitzicht op de rivier. Een paar oudere mannetjes worden onze volgende slachtoffers voor de gevoelige plaat. Op de oever bij de kerk staat een standbeeld van een stier. Ronnie heeft een grappig idee voor een selfie: wij staan in een rennende pose voor de stier. Het resultaat mag er zijn en wordt nadat we tegen 18.00 uur in ons hotel in hartje Porto aankomen op Facebook gezet. Op de zeventiende verdieping (er is geen dertiende verdieping trouwens, wij zijn dan wel niet bijgelovig, anderen daarentegen…) laten we ons de pasta goed smaken. Na het eten kijken we buiten over de stad die we morgen zullen bezoeken.

West Side Story

Vrijdag 18 november

In een grote stad is het altijd bedenken wat je allemaal wilt zien en doen. In Porto is dat niet anders. Gelukkig zijn er diverse manieren om ons in te lezen wat betreft de highlights van deze stad. Het eerste wat we, na een beetje rondlopen, doen is de Torre de Clerigos beklimmen. Iedere vakantie is het weer raak. Is er een toren die je kunt beklimmen, dan zijn wij er als de kippen bij. De trappengang is erg smal, we moeten af en toe even in een hoekje staan om anderen die naar beneden willen te laten passeren. Het uitzicht is absoluut de moeite waard. Een pracht gezicht, met al die rode daken. Toevallig wordt in de bijbehorende kerk om 12.00 uur op het orgel gespeeld, daar blijven we even voor zitten. Het volgende punt op de agenda is het São Bento station. Dit station is beroemd om de “Delfstblauwe” tegels die de binnenmuren sieren. Er zijn ook veel kerken maar ook gewone huizen die de tegels aan de buitenkant hebben zitten.

Van het station is het een korte maar steile wandeling naar de Sé kathedraal. Via stijgende en dalende straatjes bereiken we de Dom Luis I brug. Deze ijzeren brug over de Douro is zo’n honderd jaar oud en van de hand van een leerling/assistent van Gustave Eiffel. Vanaf de brug heb je een prachtig uitzicht over de stad. We nemen een kop koffie en thee in een cafetaria met eenzelfde uitzicht om daarna nog een klein stukje te klimmen voor een uitzicht op de stad mét de brug ervoor. Aan de zuidkant van de rivier bevinden zich de pothuizen van Vila Nova de Gaia. Een naam die ik in ieder geval herken is Sandeman, ik wist niet dat dat nog bestond. Port drinken doen we niet maar we willen wel van die kant van De oever avondfoto’s maken. Lopen is dan weer net te ver, dus halen we de auto op. Na op diverse plekjes te hebben gekeken willen we naar Vila Nova de Gaia, maar een agent houdt ons tegen. We zetten de auto in een parkeergarage en lopen dan maat verder. Er blijkt vanavond een rally te zijn die start aan de oever van de Douro. Dit is een heel spektakel, niet alleen waar alle auto’s opgesteld zijn, maar vooral ook als ze om de beurt van de start wegscheuren. Het is wel een beetje luidruchtig tijdens het diner…

Zaterdag 19 november

Een van de dingen die we voordat we aan de reis begonnen op internet hadden gevonden was dat er van 18 tot 24 november vlakbij Porto een expositie van de World Press Photo zou zijn. Daar zijn wij altijd wel voor te porren. In theorie is het een kwartier tijden, maar vanwege een traag startende TomTom en het feit dat de Portugezen graag meerdere afritten bij elkaar plaatsen en of wij of de TomTom dat niet echt kan bijhouden, zijn we er iets later dan gepland. Het is even zoeken naar de ingang van het Maia Forum, maar eenmaal gevonden, worden we verwezen naar twee gangen waar grote foto’s aan de muren hangen. Het lijkt wat karig maar er is om de hoek nog meer. Wel zijn we de enigen die op dit moment een kijkje nemen. Er zitten mooie, ontroerende en verontrustende foto’s bij, zie je tot een denken aanzetten. Zoals het persfoto’s van wereldklasse betaamt.

Je kunt van Porto rechtstreeks naar Lissabon rijden, maar wij nemen een omweg richting het nationale park Serra da Estrela (de Sterrenbergen), wat in onze ogen een hele aardige route is. Een deel daarvan is nog steeds over de tolweg, waar we niet alleen al dan niet bemande tolpoortjes zien, maar ook camera’s boven de weg voor elektronische tol. Geen idee hoe dat werkt, hoe we die tol zouden moeten betalen. Bij Seia gaan we de snelweg af het park in. Er zijn meerdere routes door het park de bergen op, maar de N339 gaat naar de Torre op het hoogste punt op 1993 meter. Onderweg naar boven stappen we diverse keren uit voor foto’s, onder andere van een klein stuwmeertje en een behoorlijk grote. Naarmate we dichterbij ons doel komen merken we dat het steeds kouder wordt en ook steeds mistiger. Nog even en de top is in sluiers gehuld. En inderdaad, we zien er nog maar net de omtrek van de toren en nog een paar andere gebouwen Het is inmiddels afgekoeld naar maar liefst -2 graden, om het over de gevoelstemperatuur nog maar niet te hebben. In het restaurant op de top kunnen we weer even opwarmen, Weer buiten is er net een vrij stukje blauwe lucht tussen de mist door wat ons enig uitzicht biedt. Tijdens de afdaling aan de oostkant stoppen we ook diverse keren voor een mooi plaatje. Een van die stops brengt ons bij een in de rotsen uitgehouwen Mariabeeld. Ik neem maar even aan dat het om Maria gaat. Het is inmiddels iets minder koud, maar nog steeds niet echt aangenaam. Al fotograferend komen we de berg af en rijden dan in het donker door naar Lissabon, waar het een aangename 16 graden is. Op de bonnefooi stappen we het Fenixhotel aan het Marques de Pombalplein nabij het centrum binnen. Het lukt ons om ook hier een kamer te krijgen, voor twee nachten. Een wandeling naar de rivier de Taag is langer dan verwacht. Na ons bezoek aan een restaurant nemen we de metro terug, ook omdat het voor de verandering regent. De metro stopt gelukkig zo goed als bij de ingang van ons hotel.

Zondag 20 november

Het overkomt ons niet vaak, regen tijdens een van onze vakanties. En dat net nu we in Lissabon zijn. We hebben een alternatief gevonden en gaan met de metro naar het Oceanoarium, op het Parque das Nacoes, bij station Oriente, dus aan de oostkant van de stad. Hier vind je ook een grote mall met de naam van Vasco da Gama erop en het MEO Stadion, waar vanmiddag een grote fitnessevenement wordt gehouden. Op de 22e treedt hier The Cure op, ook iets wat ik vooraf op internet had ontdekt. We hebben echter geen kaarten gekocht. Er zijn meer mensen op het idee gekomen om naar het Oceanoarium te gaan, gezien de lange rij voor de loketten. Er is echter ook een minder lange rij voor een drietal ticketautomaten. We staan dan wel even in de regen, maar dat is met een paraplu nog niet zo erg. Er is een permanente expositie, waarin je over twee verdiepingen om zeg maar een heel groot aquarium heen loopt. Er zwemmen vele soorten vissen, van clownvisjes tot roggen en haaien. Behalve die ene grote tank zijn er nog enkele andere kleine aquaria. We zien pinguins, een paar otters, zeedraakjes en kwallen. Ook wordt een en ander verteld over overbevissing en vervuiling van de zeeen. We nemen ook een kijkje in een tijdelijke expositie genaamd Florestas Submersas, in het Nederlands onderwaterwouden ,van natuurfotograaf Takashi Amano. Het gaat hier vooral om esthetiek en daar horen kleine subtiele visjes bij.

’s Avonds is het gelukkig wel droog. Toch nemen we de metro naar een station aan de rivier en lopen naar de pleinen Praca do Comercio en Praca de Figueira. Behalve op de pleinen zie je ook in de straten hier in de buurt heel veel mozaïeken terugkomen. Dat moet een fiks karwei zijn geweest. Bij restaurant Nicola lopen we naar binnen. De ober is niet van plan enige glimlach te laten zien. Ik vind hem wel wat van de acteur James Earl Jones hebben. En nu ik het zo bedenk lijkt de andere ober wel op Fredo uit The Godfather. Na het eten worden we onderweg naar Rossio steeds lastig gevallen met de vraag of we hasj of marihuana willen kopen. Het antwoord is en blijft de hele weg terug naar het hotel: nee.

Maandag 21 november

Vandaag treffen we beter weer. We checken uit en gaan met de auto richting Belem. We parkeren op een plek aan de Praca do Imperio. Een man vraagt ons een euro voor het parkeren, benieuwd of dat daadwerkelijk nar de gemeente gaat. Het monument voor de ontdekkingsreizigers staat jammer genoeg in de steigers. Iets verder vinden we ook een mooie toren, de Torre de Belem, die vroeger een stuk verder van de wal afstond, maar door landwinning nu maar een bruggetje van ons verwijderd is. Maar helaas is het maandag en blijven het bruggetje en de toren voor ons gesloten. We kunnen er wel een paar mooie foto’s van maken. We ontdekken ook een ‘standbeeld’ van een vliegtuig, ter nagedachtenis aan de eerste vlucht over de zuid Atlantische oceaan. Het klooster Mosteiro dos Jeronimos is ook gesloten voor het gewone publiek, er zijn echter wel mensen binnen: de Egyptische president is er onthaald en daarvoor is ook een parade te paard georganiseerd. Dat is dan weer een meevallertje voor ons, want dat ziet er ook mooi uit en dit maak je ook niet iedere dag mee. Nadat de president en de ruiters te paard zijn vertrokken kunnen we wel nar het gebouw, maar het klooster zelf blijft dicht, het is nog steeds maandag. Met de auto rijden we naar Bairro Alto, maar de TomTom raakt ons kwijt of andersom. We komen uit in een parkeergarage in Restauradores. Hier wisselen we de spijkerbroek om voor korte broeken, wat op zich wel maf lijkt tussen al die locals in semi-winterkleding. Met een paar stevige klimpartijen door de straten komen we aan bij de Castelo de Sao Jorge. En hier begint het ook even te regenen en koud te worden. Gelukkig houdt dat niet lang stand.Het kasteel bestaat enkel nog uit muren en kantelen, en die zijn gerestaureerd, maar het ziet er mooi uit en je hebt een goed uitzicht over de stad. De rest van ons verblijf in en om het kasteel blijft het aangenaam weer. Bij een cafetaria op het terrein zie ik voor het eerst van mijn leven een pauw een boom in vliegen. Het ene moment lopen ze rond en een paar tellen later zitten ze hoog in een boom. Ik heb vaak pauwen gezien, maar nooit in een boom. Ze zullen meestal wel gekortwiekt zijn.

We willen tot slot nog over de brug van de 25e april (voorheen de Salazarbrug, naar de dictator die hem heeft laten bouwen, maar na de revolutie in april 1974 werd de naam veranderd) een bezoekje brengen aan het Jezusbeeld Cristo Rei aan de zuidkant van de rivier de Taag. We slaan af van de A2 en bedenken dat het ook handig is om nog even te tanken. Met de tank eenmaal vol stappen we in en willen we wegrijden. Ronnie draait de sleutel om en er gebeurt helemaal niets. Diverse keren proberen levert steeds hetzelfde resultaat, de auto geeft geen sjoege meer. Ik duw de Peugeot naar een vrije plekje achter het tankstation en we gaan enigszins op onderzoek uit. Dat levert niets op. Uiteindelijk neem ik contact op met de ANWB die de Portguse zusterorganistie ACP belt. Er komt een monteur langs die er echter niet uitkomt. Zijn Engels en ons Portugees zijn niet zo dat we kunnen communiceren, maar gelukkig staat er in het tankstation een vrouw die beide kan. Zij is onze tolk. Na veel heen en weer bellen komt er een sleepwagen en moeten wij wachten op een taxi die ons terugbrengt naar hotel Fenix, Het duurt wat langer omdat de taxi aan de verkeerde kant van de weg op ons staat te wachten. Voordat we vertrekken bedanken we de medewerkster van het tankstation nog uitvoerig voor haar hulp. Als we bij het hotel aankomen vraag ik wat het kost, en dat blijkt niets te zijn. Er is gelukkig nog een kamer beschikbaar, zelfs een grotere dan we eerder hadden, voor dezelfde prijs. Allemaal lichtpuntjes.

Dinsdag 22 november

Het weer is goed, de stemming kan beter, hopelijk krijgen we snel bericht van de ANWB. Om er toch maar zo veel mogelijk van te maken namen we een kijkje in de wijk Bairro Alto en daar komen we via de elevador de Santa Justa. We moeten, net als in DIsneyland, een tijdje voor deze toeristische attractie in de rij staan, en het uiteindelijke ritje met de lift duurt ook maar kort, maar dat maakt niet uit. De lift op zich is niet hoog, 32 meter, maar is wel mooi gemaakt, van de hand van – geloof het of niet – weer een leerling van Gustave Eiffel. We kunnen voor dezelfde prijs nog een wenteltrap naar boven naar het uitkijkpunt. Ook hier hebben we een prachtig uitzicht over de stad. Het is heel dichtbij de Igreja do Carmo, een 14e eeuwse kerk die door de aardbeving van 1755 werd verwoest. De muren staan er nog (wel geretoucheerd, om in fotografietermen te blijven), maar het gaat vooral om het dak. Dat ontbreekt namelijk. Wel staan er nog verschillende bogen fier in de heldere blauwe lucht. Een heel mooi gezicht. In deze kerk is nu een archeologisch museum ingericht. Behalve doopvonten, kruisen en Jezusbeelden, zien we weer de blauwe tegeltjes, maar ook enkele zaken uit het koloniale verleden van Portugal, zoals enkele mummies uit Peru. We lopen verder door de stad maar na een lange wandeling langs de oever van de Taag keren we terug naar het hotel.

Ondertussen kijk ik de hele dag iedere vijf minuten naar de telefoon of de ANWB nog niet heeft gebeld. Het duurt allemaal wel wat langer dan gehoopt voordat we iets te horen krijgen. Het uiteindelijke bericht is dat men nog geen idee heeft wat er aan de auto scheelt en dat ze ons morgenvroeg om negen uur terugbellen. Nu is LIssabon wel een mooie stad, maar we zijn nu toch wel weer toe aan een nieuwe omgeving. ’s Avonds gaan we met dezelfde lift weer naar boven voor een avondsessie met de camera’s. Helaas is Ronnie vergeten zijn accu op te laden, dus dat is niet zo’n succes, maar hij heeft in ieder geval nog zijn kleinere camera mee. We eten in een Italiaans restaurant waar de helft van de clientele Nederlands is, en dat is niet per se een pluspunt. Vlakbij ons zit een viertal studenten, die precies alle onderwerpen aansnijden die je van deze bevolkingsgroep mag verwachten, inclusief het aanbieden van de lelijke huisgenote aan de vrienden. Wat dat betreft was Noord-Spanje erg prettig, erg weinig landgenoten daar. Wat ik wel grappig vind is dat aan de overkant van de straat een groep mensen op het terras naar de voetbalwedstrijd Sporting LIssabon – Real Madrid zit te kijken. Ik zit met de rug naar het tv-toestel in ons restaurant, maar kan via de reacties van het publiek een beetje volgen hoe het wedstrijdverloop is. En dat schijnt niet goed uit te vallen voor de Portugezen…

Southland Tales

Woensdag 23 november

Gisteren is ons verteld dat we om 9.00 uur Portugese tijd gebeld zouden worden over de status van de auto. Om kwart voor tien bel ik zelf maar even met de ANWB in Spanje. Ze nemen contact op met de garagehouder en bellen dan terug. Dan gaan wij eerst maar ontbijten. Om kwart voor elf bel ik zelf nog maar eens. Druk, druk, druk. De accu en negatieve accukabel moeten worden vervangen en dat zal donderdag of vrijdag gebeuren. Maar we kunnen een huurauto ophalen bij Europcar een paar straten verderop. We willen onderhand ook wel verder met de vakantie en hebben Lissabon nu wel gezien. Bij het uitchecken spreken we een ouder echtpaar uit Brazilië, dat net als wij een rondreis maakt, maar dan iets ruimer, Talinn, Praag, Lissabon en voor ze naar huis gaan doen ze New York nog even aan. En wij dachten dat wij veel onderweg waren!

Een taxi brengt ons bij Europcar, waar de bestelde Renault Clio toch een slagje te klein blijkt in verband met onze bagage. Voor 55 euro extra krijgen we een Renault Clio Break mee. We kunnen de auto zaterdag weer inleveren, maar als de garage de Peugeot eerder klaar heeft, mogen we hem ook vroegtijdig inleveren. En passant vertelt Miguel van Europcar ook nog even over het elektronische tolsysteem dat boven de weg hangt. Wij hebben wel bij tolstations betaald, maar hadden geen idee hoe we dat andere zouden moeten betalen. Daarvoor moeten we naar een postkantoor, zegt hij. We bedanken hem, de bagage gaat in de auto en wij zetten koers naar het Zuiden.

Bij aankomt in Sagres in het Zuidwesten van de Algarve checken we in bij een bed & breakfast genaamd Mareta Beach. De man achter de balie geeft ons onder andere de Wi-Fi-code en vraagt zich af wat we vroeger deden voor het Wi-Fi tijdperk. Buiten spelen, zeg ik. We vragen hem de weg naar het postkantoor en krijgen de gewenste aanwijzingen. De postbeambte zegt dat we vooraf online een tolkaartje hadden moeten kopen of bij binnenkomst in Portugal. Maar hij regelt in ieder geval dat we een kaartje krijgen met ingang van 15 november. We moeten dan nog wel op een site kijken wat we de Portugese staat schuldig zijn en daarvoor online een nieuw kaartje kopen. Na dit relaas wandelen we langs de kliffen en zien de zon ondergaan. Aan de bed & breakfast zit ook een Italiaans restaurant vast, dat ons van een volle maag voorziet.

Donderdag 24 november

Vanochtend bezoeken we eerst Cabo de São Vicente, het meest zuidwestelijke punt van het Europese vasteland. Het terrein rond de vuurtoren gaat om 10 uur open. Wij verkennen eerst de kliffen en zien een mooie losstaande rots in zee. Maar ook komen we een plakkaat tegen ter nagedachtenis van een jonge Duitser die hier naar beneden is gevallen en het niet heeft overleefd. Gek genoeg zitten er drie hengelaars op een klein stukje verdacht dichtbij de afgrond. De vuurtoren schijnt een van de beste van Europa te zijn. Een schip dat de kaap keert deint behoorlijk naar alle kanten. In de Lojas (winkeltje) kopen we ons eerste kledingstuk dat als souvenir geldt, Een sweater met met capuchon. De Clio brengt ons naar Lagos, een mooie plaats met een prachtig strand met rotsen net een stukje in zee. Die rotsen bevatten van dichtbij gezien allemaal schelpen. Lagos heeft voornamelijk witte gebouwen met rode dakpannen, zo ook de San Antionio kerk, die tussen de middag dicht is net als het kleine fort waar we net langs zijn gelopen. Wij houden het op lunch op een terrasje naast de kerk.

Een collega stuurde eerder in de vakantie een tip over de Odeleite rivier in het Zuidoosten van Portugal. Daar nemen we vervolgens een kijkje. Maar onderweg krijgen we bericht dat de Peugeot morgen vanaf 12.00 uur weer opgehaald kan worden. We moeten wel cash betalen. Dat betekent dat we nog ergens moet gaan pinnen. Als we bijna bij de Spaanse grens zijn nemen we een afslag naar het Noorden. De Odeleiterivier blijkt vooral leuk vanuit de lucht, maar de rit over provinciale wegen door de Algarve naar het Noorden is wel erg mooi. We stoppen bij een plaatsje met een schitterend uitzicht op een brug en een hooggelegen burcht. Gelukkig zitten we weer op de snelweg als het echt donker wordt. We kruisen de Ponte 25 de Abril weer, nu in Noordelijke richting, rijden door Lissabon en slaan uiteindelijk af maar Sintra. Via kronkelweggetjes – met hier en daar een wegomleiding – vinden we het Tivoli hotel. Een aardig hotel, ziet er leuk uit en het staat tegenover het Palacio Nacional de Sintra. Het is echter het eerste hotel dat moeilijk doet over Wi-Fi, de eerste 60 minuten is gratis, maar zelfs dat is beperkt. Het diner is echter heerlijk. Men heeft ook alle tijd voor ons, want verder is het behoorlijk stil.

Vrijdag 25 november

We hebben een ochtend om de toerist uit te hangen, dus moeten we besluiten of we het Palacio Nacional de Sintra of het Palacio Nacional da Pena willen bekijken. Het eerste heeft enorme gekke bolle schoorstenen, het twee gekke kleuren. Het wordt Pena. Het weggetje ernaartoe is steil en zit vol met haarspeldbochten. Waarom bouwde men zijn forten en paleizen toch altijd op hoge rotsen? We zijn de eersten, het paleis is nog niet open. Om halftien mogen we naar binnen. Oudjes als we zijn hebben we ook een kaartje gekocht voor het busje dat ons, volgestampt en al, nog verder omhoog brengt. Anders zijn we al bezweet voor de poort door lopen. Het paleis lijkt een allegaartje qua kleuren, vormen en stijlen. Het zou ook in Disneyland kunnen staan. Maar het biedt vooral veel mooie inkijkjes, doorkijkjes en vergezichten. We lopen over een smal paadje langs de kantelen en de muur en gaan dankbaar binnen. Veel kamers zijn nog in oorspronkelijke staat met meubels, beelden, schilderijen, kroonluchters en nog meer tierelantijnen. Erg mooi. Eigenlijk moet je een dag of twee voor de hele omgeving nemen, want er valt genoeg te zien.

Een ander kronkelweggetje leidt ons weer naar het dorp en de snelweg naar Lissabon. Na een bezoekje aan een pinautomaat brengen we de Clio terug bij Europcar. Een taxi brengt ons naar de Peugeot garage Caetano Motor in Almada. Behalve de accu en accukabel hebben ze ook de ruitenwisser achter vervangen en de hele auto van binnen en buiten schoongemaakt. We bedanken de mensen van de garage en nemen dan de route naar het Oosten om net voor Merida in Spanje af te slaan naar het Zuiden. Het landschap ziet er ineens heel anders uit dan in Portugal, hier staan veel meer grote gebouwen en is het vrij dor, terwijl in Portugal heel veel groen en weinig dorpjes te zien waren. Dat maakt niet zo heel veel uit, ons enige doel van vandaag is Sevilla bereiken. Daar aangekomen gaan we op zoek naar hotel Cervantes, een hotel in het hart van de stad dat ik via booking.com en de TomTom heb gevonden. TomTom maakt het echter niet uit dat de route ernaartoe een crime is. Kleine, smalle straatjes met haakse bochten waarin auto’s geparkeerd staan. De TomTom geeft aan dat we er zijn, en zowaar zien we een bord P Cervantes. Het blijkt een klein inhammetje te zijn, waar we een paar keer moeten keren om een autolift in te kunnen rijden. Gelukkig is een van de heren van het hotel zo aardig aanwijzingen te geven. Dat moet een verdieping lager ook, want de parkeerplaats is nog compacter dan de straatjes die we net hadden gehad. We hebben de laatste kamer in het mooie hotel gescoord, voor twee nachten, en ook de laatste parkeerplaats, mazzelaars die we zijn. Aan de Alameda de Hercules vinden we een tentje voor ons diner.

Zaterdag 26 november

Mooie stad dat Sevilla. Na het ontbijt lopen we richting de kathedraal en komen al direct pleintjes tegen met mooie panden en veel sinaasappelbomen. Ik dacht de gebouwen hier ook vooral wit zouden zijn met rode daken, maar we zien toch veel andere gebouwen, waarvoor veel baksteen is gebruikt. En als er gepleisterd is, is het bijvoorbeeld rood geschilderd. Op een balkonnetje zien we twee poppen reclame maken voor Flamenco, Spaanser dan dat krijg je het niet. Aan een ander gebouw hangen allemaal grote foto’s met vooral stierenvechters erop. En natuurlijk doen we weer een kathedraal aan, het Maria de la Sede. Deze is echt enorm, zo’n 127 meter lang en 83 meter breed. We hebben ergens gelezen dat het het grootste gotische gebouw ter wereld zou kunnen zijn. Dat het groot is zien we aan de binnenkant wel. De kathedraal wordt opgesierd door allerlei glas in lood ramen, altaarstukken, grafmonumenten en houtsnijwerken. Op de binnenplaats staan ook weer veel sinaasappelbomen. En natuurlijk kunnen we de Giralda op, de toren van de kathedraal. Dat zijn op de een of andere manier toch de vaste punten op ons programma tijdens vakanties: als er een toren of een heuvel of wat dan ook te beklimmen is, dan doen we dat wel. We hoeven (los van helemaal aan het eind) geen trappen te lopen, je komt boven via een hellende vloer. Dat blijft nog steeds werken voor iemand met weinig echte conditie. Maar net als altijd is het uitzicht de moeite waard. We kunnen onder andere de stierenvechtersarena zien. Op een gegeven moment schrik ik me rot, ik denk dat er iets zwaars is gevallen, maar dat is een van de 25 klokken, het is natuurlijk wel een functionerende klokkentoren.

Op straat rijden veel koetsen met een paard ervoor. Je ziet ze overal. Het klapstuk van de architectuur in Sevilla (als de kathedraal dat niet is) is toch wel het Plaza de España. Hier staat een halfrond gebouw aan een plein met water en bruggetjes erover. Woorden doen geen recht aan hoe mooi dit geheel is. We blijven hier een tijd zitten om er eens flink van te genieten. Een heel stel Aziaten in bruidskleding (het zal wel weer zo’n groepsbruiloft zijn) gaat om de beurt op de foto. Die zijn wel een paar uur bezig, schat ik zo. Nu maken wij natuurlijk ook genoeg opnamen. Uiteindelijk lukt het ons er weer weg te komen. Via het Parque de Maria Luisa, waar we heel veel witte duiven zien, komen we bij de rivier de Guadalquivir terecht. Na een snack lopen we langs de Torre del Oro (de toren van het goud), die stamt uit de 12 eeuw en in de koloniale tijd zo is genoemd toen de schepen hier hun goederen losten. Even verderop staat het Plaza del Toros, het stierenvechtersstadion. We kunnen naar binnen, maar alleen met gids en daar hebben we niet zo veel zin in. Via een aantal knusse straatjes komen we terug bij ons hotel. We dineren weer buiten de deur en doen dan nog een rondje langs de kathedraal en het historische koninklijk paleis Alcazar.

Zondag 27 november

A slight change of a slight change of plans… Volgens Plan A zouden we via Gibraltar naar Malaga rijden. Maar de voorspelling van een enorme bak regen aan de kust doet ons kijken naar alternatieven. volgens plan B brengen we een bezoekje aan Córdoba, waar een grote tot kathedraal omgevormde moskee te vinden is, genaamd La Mazquita, en dan door naar Granada. Na een paar uur rijden bereiken we Córdoba. Ik had de TomTom ingeprogrammeerd om naar het stadscentrum te gaan. Maar het oude centrum is het beste op een andere manier te bereiken: je parkeert je auto op de parkeerplaats speciaal voor bezoekers van de oude stad en loopt dan verder. TomTom leidt ons rechtdoor in plaats van linksaf en voor we het weten rijden we weer door smalle straatjes met haakse bochten, en allemaal eenrichtingsverkeer. Niet erg als de TomTom wel weer aangeeft waar je wel langs moet. Op bijna iedere hoek staan echter politiemensen aan te geven dat je ergens niet in mag rijden. Dat blijkt te zijn vanwege een hardloopevenement.

Dan maar proberen de stad weer uit te komen en door naar plan C: eerst naar de Garganta del Chorro met de Camenito del Rey. Dit is een bruggetje over een smalle kloof met pad langs de rotswand ernaartoe, bij het dorpje El Chorro. De weg ernaartoe is al een hele belevenis, weer veel haarspeldbochten en hoogteverschillen. Vanaf El Chorro moet je nog een stuk lopen om bij het houten pad aan de rotswand te komen. Ook dit is een stijgend pad, dus is het weer conditietraining voor ons. Helaas is het pad gesloten. Misschien voor het seizoen, misschien wel voor langer. Op de informatieborden wordt veel gerept over verval en dan met name door de mens. We vervolgen onze weg naar Granada. We zijn op zoek naar een hotel in het centrum dat we, ook hier weer vanwege smalle straatjes met haakse bochten en eenrichtingsverkeer (het lijkt wel opzet), niet kunnen vinden. Wat we wel kunnen is naar Hostal Atenas. Terwijl Ronnie in de auto blijft zitten ga ik naar binnen om te informeren naar een beschikbare kamer met twee bedden, een parkeerplek en naar de prijs. Alles is aanwezig en wel voor de belachelijke prijs van 25 euro per nacht. De parkeergarage kost nog wel 14 euro per nacht, maar dat hebben we er graag voor over. Ook hier moet de auto via een lift een verdieping lager op de vierkante centimeter geparkeerd worden. Eenmaal op de kamer rusten we eerst even van dit alles uit voordat we het centrum in gaan op zoek naar een eetgelegenheid. Die vinden we al snel: een Chinees restaurant, dat hadden we nog niet gehad deze vakantie. Hier betalen we net iets meer dan 20 euro voor zes gangen voor twee personen. We nemen een kijkje bij het Alhambra, lopen een stuk naar boven en zien halverwege dat er hier ook auto’s rijden. Mooi, dan gaan we morgen ook met de auto naar boven, dat scheelt weer een hoop klimwerk. Behoorlijk vermoeid vallen we snel in slaap.

North Country / Cold Mountain

Maandag 28 november

De auto gaat weer in de lift en de garage uit. We rijden naar La Alhambra, dat scheelt een stuk bergopwaarts lopen. Het is echt laagseizoen, we kunnen zo dichtbij de ingang parkeren als we willen en er staat geen rij bij de kassa. Als we onze kaartjes kopen geeft de dame achter de kassa aan dat we om 10.00 uur de Nasridenpaleizen in kunnen. Een stel dat tegelijk met ons naar binnen loopt heeft toegang tot de paleizen om 9.00 uur, dus die moeten opschieten, het is al 9.15 uur. Wij kunnen nog even rondwandelen en nemen de tijd om de tuinen en ruïnes aan het begin te bekijken. Een audiogids zou best handig zijn. Dat treft, net voor de ingang van het paleis staan twee dames die dingen te verhuren. En we kunnen ook nog eens de Nederlandse taal kiezen. Het Alhambra is in totaal in 300 jaar gebouwd, bijgebouwd, aangebouwd, enz. Oorspronkelijk door moslims gebouwd, later door Christenen overgenomen en aangepast. Eenmaal binnen krijgen we dus iets meer informatie over iedere ruimte die we betreden. De bogen, de versierselen aan de muren, de manier waarop de ruimtes met elkaar in verbinding staan, het is allemaal erg mooi gedaan en interessant om te horen. Buiten zien we de tuinen en enkele kleinere gebouwtjes. Na de Nasrid paleizen komen we bij de burcht Alcazaba, waar later wat verbeteringen aan zijn toegevoegd, zoals een ronde toren (dat beter bestand is tegen inslagen). Ook zien we de overblijfselen van de wachterskwartieren en een badhuis. De torens kunnen we ook beklimmen, van daar af hebben we een goed uitzicht over Granada. Een tortillabroodje stilt de honger van het ontbreken van het ontbijt. Na de audiogidsen weer te hebben ingeleverd, bezoeken we Generalife, dat bestaat uit een paleisje en bijbehorende tuinen. Om een uur of twee verlaten we Alhambra.

De N395 gaat naar de Sierra Nevada. Het is slechts een halfuurtje rijden, we zijn benieuwd wat we er aantreffen. In een restaurantje nemen we een verlate lunch. Als we doorrijden wordt het weer iets minder, er komt veel bewolking, hopelijk kunnen we straks nog wel wat zien. Dat valt ontzettend mee, we zetten de auto even op een parkeerplek om te genieten van het uitzicht op het skidorp, de pistes en de volledig besneeuwde bergtoppen. In het dorp zelf is het tijd voor enkele selfies en een kopje thee bij een van de bars, die als ik het goed zie net een week open zijn. Ronnie heeft een idee voor nog een foto. We trekken de skischoenen aan en gaan in de sneeuw zitten. Een voorbijganger meldt ons dat we hier niet mogen parkeren/stilstaan. Na de foto rijden we snel (nou ja, zo snel als kan en mag) de berg af. De auto gaat weer de garage van Atenas in, deze keer niet met de lift, maar we moeten wel op de vierkante centimeter parkeren. Tegen 9 uur gaan we naar een restaurant voor het laatste maal van de dag.

Dinsdag 29 november

Vandaag is de dag van het vroegste tijdstip van opstaan van de vakantie: om 7.40 uur vertrekken we uit Granada. In principe is het zo’n vier uur rijden naar Madrid. Onderweg ontbijten we in een heel leuk restaurant dat ook dienst doet als curiosa shop. En er is Wi-Fi, dus kunnen we even de berichten checken. Wat onderweg opvalt zijn de miljoenen olijfbomen die we tot aan de horizon zien staan. Geen wonder dat ze hier overal olijfolie over en in gooien. We komen aardig op tijd in Madrid aan en rijden richting het centrum waar hotel Santo Domingo staat. Dat heb ik opgezocht, met als vereiste dat we er kunnen parkeren. Het blijft toch een beetje stressen, zo’n druk centrum. Het Santo Domingo dat de TomTom heeft gevonden blijkt een hostel. De auto blijft even achter in de parkeergarage onder het plein terwijl wij op zoek gaan naar een ander hotel. Die zijn er zat, maar wat kost een kamer en kunnen we er parkeren? Uiteindelijk besluiten we eerst maar weer de stad te verlaten en op zoek te gaan naar een hotel aan de rand van de stad. Dat wordt er eentje in de buurt van het vliegveld, in Barajas. De man achter de balie vertelt dat we beter met de metro naar het centrum kunnen gaan. We moeten lijn 8 naar Nuevos Ministerios nemen en daar overstappen op lijn 10, naar Plaza de España. Het station bevindt zich aan het gelijknamige plein. Hier staat een monument voor Cervantes en de hoofdrolspelers van zijn komedie over Don Quichote en Pancho Villa. Iets verderop staat het koninklijk paleis en de kerk. Het paleis is tot 18.00 uur open en nog mooier, vanaf 16.00 uur is de toegang gratis. Dat betekent dat we nog een uur hebben om binnen te kijken. Dat laten we ons geen twee keer zeggen. Natuurlijk is er grote entree met brede trappen. Hier en in de gangen mogen we nog fotograferen, daarna is het for your eyes only. Meer info.

Om 18.00 uur worden we het paleis letterlijk uitgejaagd. Vlakbij staat het Operagebouw, waar een voorstelling gehouden wordt van Wagners El Holandés Errante, oftewel De Vliegende Hollander. Dat bezoeken we niet, maar wel een bar waar we genieten van een kopje thee. Volgens ons boekje zijn hier mooie straten en pleinen en het boekje heeft gelijk. Onderweg naar Plaza Mayor zien we een sierlijk overdekte markt, dat de naam Mercado de San Miguel draagt en aan op het gelijknamige plein staat. Aan het Plaza Mayor proberen we een souvenir te scoren. De T-shirts vallen wat tegen maar dan zien we een beeldje van Don en Pancho op hun paard en ezel. Die vinden we wel leuk en even later hebben we dan toch een aandenken aan Spanje. Op de Puerto del Sol is het al volop kerst. Een mariachi band is net lekker aan het spelen als de politie zegt dat ze moeten ophouden. Jammer! Dan maar een plekje zoeken voor ons avondeten. Restaurant De Mario heeft erg de behoefte het naar ons zin te maken. Naast hetgeen we bestellen krijgen we allerlei extra’s van het huis. Zo krijgen we een glas bubbels vooraf en naderhand nog een klein glaasje met het en of ander en nog een glaasje met een fruitdrankje. En dat terwijl ik de serveerster nog zo heb aangegeven dat er niks meer bij kon. We duiken de ondergrondse weer in en na twee keer overstappen en een klein half uur in de metro bereiken we ons hotel.

Woensdag 30 november

Iets later dan gepland nemen we de metro naar station Colombia waar we overstappen naar station Vergara. Vanaf hier is het een klein stukje wandelen naar het Retiro park. Het is een flink park met allerlei standbeelden, gebouwen, enkele ruïnes en een paar meren. Aan een ervan staat het Palacio de Cristal, dat vroeger dienst deed als botanische kas. Nu staan er alleen een paar stoeltjes in, verspreid over de betonnen vloer. Er is blijkbaar een geluidsexpositie, en dat zal wel moderne kunst zijn, maar wij vinden het maar niks. Liever gaan we weer naar buiten om te kijken wat men verder in het park heeft gebouwd en geplant. En dat onder het genot van een kopje thee op een terrasje. Niets mis mee…

Het park uitlopend zien we een triomfboog (Puerta de Alcala) op Plaza de la Independencia. Via een straat met daarin een Ierse pub met de naam The James Joyce komen we bij het volgende plein: Plaza de Cibeles.Hier staat ook weer een mooi gebouw, dat het Palacio de Cibeles heet en een groot spandoek draagt met daarop ‘Refugees Welcome’. Onze laatste toeristische attractie in Madrid is de tempel van Debod, een Egyptische tempel uit de buurt van Aswan en hierheen gebracht en opnieuw in elkaar gezet. Ik lees dat het geschonken is door Egypte aan Spanje als dank voor de hulp aan het redden van Abu Simbel toen de Aswan dam is gebouwd. Je kunt er ook in, maar net niet op het moment dat wij er zijn, het is Siësta tijd. In een restaurantje tegenover de Sabatini tuinen zorgen we dat we er straks tijdens de autorit naar Zaragoza tegenaan kunnen. Dat is zo’n drie uur rijden en ongeveer halverwege ons volgende doel: Pas de la Casa in Andorra. Tegen half acht checken we in bij het Tulip Inn aan de snelweg bij Zaragoza. Deze keer geen hotel in het centrum, niet moeilijk doen met eenrichtingsverkeer en autoliften in krappe garages, we hoeven de stad zelf ook niet meer in. Gewoon eten in het hotel en dan uitrusten op de kamer. Dat wil zeggen: eerst nog even proberen de Portugese tol te bepalen. We hebben een mailtje ontvangen met een nieuwe link waar we de betaling kunnen doen. Na een aantal pogingen sovjet dan eindelijk gefixt en zijn we van onze schuld (nog geen tientje) aan de Portugese staat af.

Donderdag 1 december

We vervolgen onze weg richting Andorra. Dat is eerst nog een stuk snelweg maat gaat al snel over in een provinciale weg en straten door dorpjes. Het gaat dan ook iets minder snel. Dan is de TomTom toch niet zo vreemd bezig als die zegt dat we drie uur doen over 90 km. Zeker als we de bergen in moeten zakt het tempo behoorlijk. Omdat we al twee keer wat laat waren met tanken in bergachtig gebied, neemt Ronnie het zekere voor het onzekere, de tank wordt volledig gevuld. Er is een wegrestaurant bij het tankstation dat ook dienstdoet als motormuseum. Er hangen zowaar boven twee raceauto’s aan de muur. Drie maal raden wat een hobby van de eigenaar is. Als we een stuk de bergen in zijn, passeren we de bordjes Andorra en Douane. We kunnen gewoon doorrijden door de paar plaatsen die het ministaatje rijk is om uiteindelijk in Pas de la Casa aan te komen.

Het hotel dat ik had opgezocht kunnen we niet vinden tussen alle supermarkten met belastingvrije sigaretten en drank. In een ander hotel wordt druk gewerkt en blijkt nog niet open. Bij een iets minder mooi hotel met de naam Mirtil is het wel raak. We boeken een kamer voor twee nachten en regelen een ruimte voor de nog te huren ski’s. Ook het eerste verhuurbedrijf dat we proberen gaat pas zaterdag open. Maar een andere kan ons wel aan ski’s helpen. Aan de overkant kunnen we skipassen kopen, maar alleen per dag, afhankelijk van de omstandigheden en of de pistes open zijn. Voor vanmiddag kunnen we voor 20 euro nog twee uur skiën. De eerste meters glijden we nog onzeker van de helling, maar algauw pakken we het weer op. En dat na vier jaar niet op wintersport te zijn geweest. Lang niet alle pistes en liftjes zijn open, maar voor ons is het genoeg, en een voordeel van het pre-seizoen is dat er bijna niemand op de pistes te vinden is. Om even voor vijf uur vinden we het welletjes, zijn we weer verlost van de skischoenen. Rond acht uur zoeken we een plek om te eten. Dat wordt Le Chalet des Delices, een klein maar leuk ingericht restaurantje. De man die ons ontvangt geeft aan weinig Engels te spreken, dus als het in het Frans kan, zou het mooi zijn. Dar lukt met mijn Frans van de middelbare school van 32 jaar geleden en ik kan zelfs een gesprekje met de man aangaan over het late seizoen en hoe wij hier zijn aanbeland. Als we weggaan wens ik hem een goed seizoen en hij ons veel skiplezier en een goede thuisreis.

Vrijdag 2 december

Vroeg opstaan is er weer niet echt bij. Blijkbaar hebben we toch een klein beetje nachtrust nodig. Na het ontbijt kopen we weer skipas, (die nu 47 euro kost), klikken we de ski’s weer onder en nemen plaats in het eerste liftje van de dag. Er zullen er vele volgen, net als hellingen (natuurlijk wel veelal dezelfde hellingen), en fotostops. De Pyreneeën zijn prachtig en over de zon kunnen we niet klagen, die schijnt volop. Er is een restaurantje met voor een terras aan een dichtgesneeuwd meertje, waar we eerst van een kopje thee en later in de middag van een lunch genieten. Het enige dat jammer is dat iemand verderop op het terras een jointje zit te roken, wat de heerlijke gezonde berglucht danig verpest. Voor de rest prijzen we ons gelukkig dat er bijna geen mens aanwezig is, ruim baan voor de Dutchies!

Ook nu stoppen we net voor vijf uur. De ski’s zijn we snel kwijt. De skischoenen brengen we naar de auto, die nog op het openlucht parkeerterrein staat. Ik maak een grapje tegen Ronnie dat ik hoop dat de auto het nu nog wel doet. Het lachen vergaat ons al snel als de auto er anders over denkt. Een voorbijgangers blijkt automonteur en wil wel even kijken, terwijl zijn vriendin in zijn eigen auto zit te wachten. Hij kan ons helaas niet helpen en mijn eerder genoemde Frans schiet qua technische termen aardig te kort. Hij verwijst ons naar de garage aan het plein. Voor 25 euro wil de monteur daar wel kijken of hij de auto aan de praat krijgt.

Maar na veel pogingen is het oordeel: bel de assistentie maar. Dus zit ik in het hotel andermaal met de ANWB aan de telefoon. We hebben even moeite de exacte locatie van de auto te bepalen maar dan geeft de dame aan de andere kant van de lijn aan dat hulp onderweg is. We besluiten dat als de auto wel wil starten, we direct vertrekken. Ik ga eerst naar het parkeerterrein en zit in de auto te wachten als ik besluit het nog eens te proberen. En zowaar, hij start. Na overleg met Ronnie bellen we de assistentie af en houden de auto aan de praat terwijl alle spullen uit de kamer overgeheveld worden naar de kofferbak. Ik leg het uit aan de hoteleigenaar (daar gaan zijn zo goed als enige gasten) en we rijden Frankrijk in en de berg af naar Toulouse. Daar boeken we een kamer in het Campanile hotel langs de snelweg, eten we ons diner net voordat het restaurant sluit en duiken dan ons bed in.

Zaterdag 3 december

Voor het ontbijt start Ronnie de auto even. Dat lukt, dus met een goed gevoel gaan we ontbijten. Het is toch -3 graden en ik moet de ruiten krabben. De auto geeft echter geen sjoege. Als Ronnie met de rest van de bagage naar buiten komt moet hij het maar proberen. Gelukkig start de auto nu wel weer. Toch iets net de koud wellicht? Ik heb in ieder geval direct alweer een hekel aan de winter. De TomTom wordt ingesteld op een hotel in het Noordwesten van Parijs. Daar kunnen we tussen 3 en 4 uur vanmiddag aankomen. Maar in de loop van de rit ernaartoe bedenken we dat als we doorrijden, we tegen 10 uur vanavond in Groningen kunnen zijn en dan hebben we morgen de hele dag thuis om de was te doen, enz. En dat is ook wel een prettige gedachte. Een grote vogel, misschien een valk of een buizerd komt vanuit de struiken rechts van de snelweg laag aanvliegen en knalt tegen de grille. Ik zie hem in de spiegel nog wegvliegen, maar die moet op zijn minst toch een fikse hoofdpijn aan deze aanvaring overhouden. In het ergste geval eindigt hij als roadkill.

Wij rijden stug door en bereiken al snel Lille en de Belgische grens. De hele weg door Frankrijk hebben we misschien vier Nederlandse nummerborden gezien, nu komen we ze weer bij bosjes tegen. Het hufterige gedrag op de weg neemt ook weer toe. Toeval? In Nederland schijnt er bij Breda in de buurt een omleiding te zijn, maar misschien is dat specifiek voor de vrachtwagens die niet de Merwedebrug over mogen. Er staan nog steeds politieauto’s om daarop te controleren. Bij Oosterhout eten we voor het eerst en het laatst bij een MacDonald’s en dan maken we de laatste paar honderd kilometers naar Groningen. Als de auto op de oprit staat zet ik al mijn spullen in huis neer, Ronnie laadt zijn aandeel in de bagage over in zijn eigen auto en gaat dan naar Baflo. Een vermoeiende dag, maar het dagje thuis voordat het werk weer begint is ook wat waard. We kunnen terugkijken op een mooie rondreis met enkele minpuntjes maar vooral weer hoogtepunten!