Photo Pleasure
Navigation

Ecuador rondreis Djoser 2013

El condor pasa

Tekst: Eric Afman / Foto’s: Ronnie Afman.

Maandag 4 november

We starten de vakantie dit jaar eens helemaal anders, namelijk een dag eerder. De eerste opdracht van de dag is inchecken via internet, dan nog wat los printwerk en om een uur of drie vertrekken we van huis. Zonder problemen komen we aan bij Van der Valk, waar we inchecken en na het verplaatsen van de auto naar de plek voor lang parkeren en het avondeten nog even tv kijken.

Dinsdag 5 november

We hadden er verstandig aan gedaan als we de thermostaat wat lager hadden gezet. Nu worden we zwetend wakker. Ontbijt is om 6.30 uur, de shuttle vertrekt om 7.20 uur richting Schiphol, en de auto blijft gedurende de vakantie staan. Op Schiphol bij het bagage inleveren zien we Chantal. We komen wederom zonder issues door de paspoortcontrole en gaan dan op zoek naar Trees, die via Whatsapp laat weten dat ze aan de massage- en zuurstofbar zit. We lopen zonder haar door naar gate F4, maar moeten ondertussen nog wel even Amerikaanse dollars halen bij de pinautomaat. Biljetten van boven de 20 dollar zijn niet echt gangbaar in Ecuador, dus willen we de vijftigjes nog even wisselen bij de balie van de Amrobank. Ik geef namens ons drieën 700 dollar. Daar wordt met achterdocht naar gekeken, want ik ben geen klant en meer dan 250 euro kan ik niet uit de automaat hebben gekregen. Na enig uitleggen dat het geld van ons drieën is mogen we toch kleinere biljetten ruilen. Bij de gate komen Trees, Francois en Marleen na enige tijd ook aanlopen. Voor we kunnen boarden moeten we nog even door een poortje en word ik nog gefouilleerd. Bijna vergeet ik mijn jas mee te nemen. Daar wordt door de anderen hartelijk om gelachen, die herinneren zich nog dat ik vorig jaar in Kaapstad bijna mijn rugzak kwijt was omdat ik die op de stoep voor het hotel had laten staan. In het vliegtuig horen we dat we iets later vertrekken, maar dat de vlucht iets korter zal duren. Onderweg kijk ik drie films (Now you see me, The great Gatsby en Life of Pi, een aflevering van How I met your mother en de documentaire over de Oostvaardersplassen. En dat terwijl ik me vooraf had voorgenomen mijn Spaans weer op te frissen d.m.v. mijn cursusboekjes.

Om vier uur plaatselijke tijd stappen we op een hoogte van 2800 meter, midden in de Andes, uit het vliegtuig, moeten we langs de douane en halen we onze bagage van de band. Ronnie wordt apart genomen en moet zijn tassen openmaken. Die fotoapparatuur is blijkbaar toch altijd een beetje verdacht. Alle anderen die worden gecontroleerd zijn namelijk van Aziatische afkomst. Even laten treffen we Marc, onze reisbegeleider, en de andere leden van onze groep. Namen onthouden lukt maar ten dele, maar dat maken we de komende dagen wel goed. We rijden met de bus die we rest van de vakantie ook zullen gebruiken, net als chauffeur Marco, via de wijken Tumbaco en Cumbaya naar Mariscal, de wijk in Quito waar ons hotel staat aan de straat Juan Leon Mera. Inchecken is weer een kwestie van namen opnoemen en sleutels uitdelen. Na zoveel jaren met Djoser reizen zijn bepaalde zaken geen verrassing meer. De kamer ziet er leuk uit en de bedden zullen prima slapen. Eerst gaan we nog even wat eten in een leuk restaurantje dat Marc heeft uitgezocht. Niet iedereen eet mee, we zijn met zijn dertienen. De muziek is niet bijzonder Ecuadoriaans, maar erg modern. In deze gringowijk komen veel Amerikanen en bezoekers uit andere westerse landen. In plaats van mijn standaard drankje Sprite, neem ik een lekkere vruchtendrank, een combinatie van watermeloen en aardbei. Als iedereen is uitgegeten en de rekening is betaald lopen we langs enkele dames van lichte zeden terug naar het hotel en gaan we slapen. Hoog tijd!

Woensdag 6 november

We maken kennis met vier nieuwe leden van de groep. Twee konden niet mee met onze vlucht en moesten via Panama alsnog naar Quito vliegen. Veel gedoe en laat (middernacht) aankomen. De andere twee waren al een paar dagen in Quito. Dit is een Oostenrijks stel. Hiermee staat Marc voor een dilemma, want hij wil niet alle informatie die hij aan de Nederlanders verstrekt onderbreken door vertalingen in het Engels. Chantal spreekt haar talen en zegt toe waar nodig wel te willen vertalen. Dat kunnen wij allemaal natuurlijk ook wel enigszins, dus het hoeft geen belemmering te zijn. Om half zeven starten we met een prima ontbijt. We hebben niet heel erg veel tijd in Quito, tot een uur of vier. We krijgen een gids genaamd Fabian, die ons het oude, koloniale Quito laat zien. We beginnen bij een heuvel genaamd Panecillo. Vanaf die plek hebben we een goed uitzicht over de enorm uitgestrekte stad. In de breedte meet Quito slechts vijf kilometer, maar naar het noorden en het zuiden kunnen we de stadsgrenzen niet zien. De stad is zo’n 50 kilometer lang. We krijgen ook een geschiedenisles, zo leren we bijvoorbeeld dat de Spaanse Conquistadores niet de eersten waren die de plaatselijke bevolking onderwierpen aan hun wil en wetten, maar dat de Inca’s dat veel eerder ook al deden. Daardoor waren de indianen ook behulpzaam bij de overwinning van de Spanjaarden op de Inca’s. Helaas werden ze daarna dus klein gehouden door de Spanjaarden. Iedereen moest ook bekeerd worden tot het katholicisme. Dat merken we straks ook wel aan het aantal kerken dat we in het oude deel van de stad gaan bezoeken. Eerst genieten we nog van de uitzichten naar alle kanten. Zo zien we ten zuidwesten van de stad in de verte de besneeuwde top van de Cotopaxi, een vulkaan van 5800 meter hoog.

We beginnen onze wandeltocht in de straat La Ronda. De straatjes zien er leuk uit, net als de pleinen, zoals de Plaza Santo Domingo en de Plaza San Francisco. We bezoeken drie of vier verschillende kerken die aan die pleinen staan. De laatste daarvan is die van de Jezuïeten. Deze kerk schijnt een van de mooiste kerken in de wereld te zijn. Het is ook de enige van de kerken die entree vraagt, vier dollar. Er is veel, heel veel met bladgoud gewerkt. We mogen geen foto’s maken, maar dat wordt in eerste instantie door enkele leden van de groep genegeerd. Als een paar erop worden aangesproken is het echter uit met de pret. Ronnie doet zijn trucje weer waarbij hij de camera voor de buik heeft hangen en zonder te kijken foto’s schiet, ik heb dan al een paar seconden video geschoten. Er zijn in deze kerk, net als in de andere, veel Moorse invloeden te zien. Dat heeft te maken met het feit dat Spanje op zijn beurt weer onder Moors bewind is geweest. Onze stadswandeling eindigt met een bezoek aan de Plaza de Independencia en een klim naar een kathedraal, El Basilico. Deze is gebouwd in opdracht van Garcia Moreno. Omdat hij het katholicisme verplicht wilde stellen is hij vermoord. De kathedraal heeft net als andere waterspuwers, maar niet die we gewend zijn, deze zijn in de vorm van dieren van de Galapagoseilanden. We kunnen nu lopend de oude stad weer in, of met de bus terug naar het hotel. Wij kiezen voor het laatste en gaan van daaruit naar El Español, een eettentje waar we de nodige moeite hebben met het in ontvangst nemen van onze bestellingen. Maar uiteindelijk hebben we toch alles op. Franҫois en Trees gaan naar een Harley Davidson winkel voor een T-shirt. Wij lopen naar het park El Ejido, om daar even bij te komen. Er zijn daar vele kinderen aan het spelen, dus er is genoeg vertier. Als het weer dreigt om te slaan, lopen we terug naar het hotel.

Om vier uur vertrekken we richting Machachi, een dorp op een ongeveer een uur rijden ten zuiden van Quito. Marc vertelt in de bus veel over Ecuador, de levensstandaard, wat de huidige regering Correa allemaal heeft gedaan voor het land (met dank aan de oliehandel, waarvan hij de verdeling van de verdiensten een stuk eerlijker heeft gemaakt, dat ging voorheen voor het leeuwendeel naar het buitenland. Wegen zijn verbeterd, scholen, gehandicapten zijn uit het verdomhoekje getrokken, noem maar op. Het land zit in een stijgende lijn. Een deel van de rit rijden we over de Panamerican Highway, die van Alaska helemaal naar onderin Chili loopt. Onderweg zien we ook veel rozenkwekerijen, naar verluidt behoren de rozen uit Ecuador tot de beste van de wereld. Nooit geweten. Ons hotel heet El Estacion en staat, jawel, naast het station van Machachi. Het ziet er fantastisch uit, heel authentiek. De kamers hebben geen nummers maar namen. En Trees treft het, haar kamer heet La Virgen (de maagd). Er is ook de paardenstal, de winkel, enz. Wij slapen met zes man in een gebouwtje met de naam Rosa, met drie slaapkamers en een gezamenlijke ruimte. Om half zeven doet Marc alsnog de briefing, die vanwege het ontbreken van de vier gasten gisteren geen doorgang kon vinden. We krijgen te horen wat we wel en niet moeten doen met geld en duren spullen, wat we nodig hebben voor de grotere hoogten en de jungle en moeten onze schoenmaat doorgeven, voor de laarzen die we in de jungle uitgereikt zullen krijgen. Daarna volgt een heerlijke maaltijd met vier gangen, voor wie voor het volledige menu heeft gekozen. Aangezien het lekker klinkt en maar 14 dollar kost, heb ik ook voor het menu gekozen. De dag eindigt op tijd, aangezien we morgen, hoe kan het ook anders bij Djoser, vroeg uit de veren moeten.

Donderdag 7 november

Er is ons op het hart gedrukt voor het middaguur zo´n anderhalve liter water moeten drinken, om beter tegen hoogteziekte beschermd te zijn. Dat levert veel grappen op over daarboven rondlopen met klotsende blazen. Zoals gezegd gaan we vroeg op pad richting indiaanse markten in Saquisili en het Nationale Park Cotopaxi. Overal om ons heen zien we bergen of vulkanen. We maken een korte fotostop bij Las Illinizas, twee bergtoppen die vroeger samen ooit deel uitmaakten van dezelfde top van de Illiniza vulkaan. Rond 8.15 uur arriveren we bij een indiaanse veemarkt in Saquisili, waar veel van de handelaren en klanten in traditionele kledij rondlopen. Als we door onze huidskleur niet op zouden vallen, is het wel dat we met kop, schouders en borst boven de Indigenas (indianen) uitsteken. We zien biggen aan kop en staart meegetrokken worden door de nieuwe eigenaars en er zijn ook biggen en andere dieren die in een sterke zak worden vervoerd. Behalve veel koeien (afstammelingen van het Friese stamboekvee dat hier ooit is geïntroduceerd) en varkens zien we ook enkele lama’s. Omdat een veehandelaar ook moet eten is een deel van de markt vrijgemaakt voor het nuttigen van allerlei etenswaren. Voor ons zijn de dieren leuk om te zien maar is het nog veel mooier om de mensen te bekijken. Dat kunnen we ook op de groente- en fruitmarkten die verderop in het dorp plaatsvinden. Allerlei soorten etenswaar wordt er verhandeld. Ook zien we varkenshoofden en kippenpoten. Genoeg dingen om veel leuke foto’s en film van te kunnen schieten. We kopen wat broodjes bij een bakker als lunch voor bij de Cotapaxi en brengen nog een noodzakelijk bezoekje aan een wc achter een restaurantje. Niet fris, maar wat moet dat moet. Je moet bij dit soort reizen alle kansen aangrijpen. Zeker in Ecuador, waar lang niet alles open is, hoeveel toeristen er ook zouden kunnen komen.

Naar verwachting zal de Cotopaxi ergens rond 2020, 2025 opnieuw uitbarsten. Dat duurt gelukkig nog even en kunnen wij ongestoord een tweetal wandelingen maken. Maar eerst een picknick. Je ziet de wolken voor de top van de vulkaan langsdrijven, terwijl die eerder vanochtend helemaal zichtbaar was. Dat lijkt een trend te zijn, ´s ochtends best mooi tot prachtig weer en dan ´s middags meer bewolking en tegen vier uur grote kans op regen. En toch zitten we rond die tijd vaak op plekken waar het toch droog blijft. De eerste wandeling start op en hoogte van 3600 meter en gaat langs een slenk, een soort van ravijn of rivierbedding, waar lavastromen door naar beneden gaan. Het gaat voor een eerste wandeling vrij snel omhoog, we moeten regelmatig even stoppen. Dat komt mooi uit, dan hebben Estela en Rosio, de twee meiden die als gidsen optreden (per groep van tien moet je een gids meenemen) ook iets te doen. Ze leggen af en toe iets uit over de planten die we tegenkomen. Na een half uur komen we weer aan bij de bus en worden we getransporteerd naar een bergmeer, Laguna de Limpiopungo, dat heel ondiep is (een meter). We lopen er tegen de wijzers van klok in omheen. We zien wat vogels, die qua geluid erg aan onze meeuwen doen denken. Ergens halverwege zien we ook twee konijntjes. Die moeten erg geschrokken zijn, omdat diverse heren uit de groep toch die anderhalve liter nog even kwijt moesten. Zo’n wandeling is ook erg leuk om gesprekken met de andere groepsleden aan te gaan. Weer in de bus stuiteren we over de ongeasfalteerde weg terug naar het controlepunt van het park. Dat werkt erg slecht voor de blazen die niet bij het meer zijn geleegd. Er volgt dan ook een ware run richting de wc’s bij het controlepunt. Gelukkig zijn die, anders dan het restaurant, wel open. Hierna is het weer mooi asfalt tot aan Machachi. De laatste kilometers rijden we over kasseien terug naar ons hotelletje. Daar staat weer een uitstekende maaltijd op ons te wachten. Ook kunnen we weer een nieuwe vruchtensap uitproberen.

Vrijdag 8 november

Ontbijt om kwart voor acht en om half negen vertrekt de bus richting Quito. We rijden over dezelfde weg terug naar het noorden, de Panamerican en de Simon Bolivarweg, over de rondweg om Quito heen en door een paar wijken en voorsteden in het noorden van de hoofdstad. Hier zien we ook een paar van de vijftien gloednieuwe grote shopping malls die zijn gebouwd. Was het ten zuiden van de stad vooral groen, net ten noorden van de stad is de omgeving vooral droog. We zien het nieuwe vliegveld waar we geland zijn en de werkzaamheden aan een nieuwe grote weg richting dat vliegveld, die over anderhalf jaar klaar moet zijn. Je kunt goed zien dat hier enorm aan infrastructuur en andere zaken gewerkt wordt. We maken een lunchstop in Guayabamba en genieten van een Ecuadoriaanse specialiteit, bloedsoep. De ingrediënten schrikken ons niet af. Na weer enige tijd in de bus arriveren we bij Mitad del Mundo, het midden van de wereld, oftewel de evenaar, oftewel latitude 00.00.00. We gaan niet naar de grote toren met een wereldbol erop, die staat op een plek die verkeerd is ingemeten. Tweehonderd meter verderop vinden we wel de juiste plek. Hier is een openluchtmuseum, genaamd Museo Solar Inti Ñan. Een gids vertelt ons over de geschiedenis hier, hoe men wist dat hier de evenaar liep en doet met ons enkele leuke experimentjes. Hij laat zien dat water dat hier door een afvoerputje wegloopt niet in een draaikolk terechtkomt. Een paar meter naar het zuiden gebeurt dat wel, en een paar meter naar het noorden ook, in de andere richting. Dat is echter een truc zegt hij, om dat effect echt voor elkaar te krijgen moet je zo’n 2200 km in beide richting uit gaan. Naar het ziet er wel leuk uit, ik moet later maar eens opzoeken hoe dat werkt. Het heeft te maken met het draaien van de aarde. Op dezelfde manier heb je op de evenaar geen orkanen en cyclonen. Een ander dingetje dat hij ons laat proberen is een ei op een spijker te plaatsen. Dat lukt eerst niemand in de groep, totdat ik het wel voor elkaar krijg. Even later is Ronnie de enige andere gelukkige. Wij krijgen hiervoor van de gids een diploma met een stempel erop. Diezelfde stempel laten we in ons paspoort zetten, een leuke herinnering aan deze bijzondere plek.

Na een drankje stappen we weer in de bus en reizen we verder naar het noorden. Bij de Laguna San Pablo stoppen we voor foto’s en kunnen we schilderijtjes kopen van Pedro, een kunstenaar uit deze regio die hele aardige, typisch Ecuadoriaanse kunst maakt. In Peguche maken we kennis met Luis, die deel uitmaakt van een muzikale familie en die ons laat zien hoe hij een panfluit maakt. Daarna speelt bij een nummer voor ons op panfluit en gitaar. Vervolgens kunnen we instrumenten en andere souvenirs kopen. Onze laatste tussenstop is bij een zaakje waar ze uitstekende wandkleden maken, we zien er ook een wever in actie. Mooi om te zien wat ze met wol kunnen doen. Door het hele huis hangen kleinere en grotere kleden, sommige geïnspireerd door de Nederlandse kunstenaar Escher, die hier ook een tijdje is geweest. Toon en Marti kopen het grootste wandkleed in de zaak, dat wordt hun nieuwe beddensprei. Naast deze zaak is een galerie met nog meer kleedjes en truien en mutsen en wat al niet meer. De bus rijdt het laatste stuk naar ons hotel in Otavalo. Hier sjouwen we de grote tassen de trappen op naar onze kamers. We spreken af om met een deel van de groep te gaan eten in restaurant Mi Otavalito. Naderhand gaat onze licht afgeslankte groep naar een peñabar, waar live muziek wordt gespeeld en het publiek bestaat uit enkele locals en een groepje Bolivianen en wij. We worden nog maar eens voor Duitsers aangezien, wat al snel gecorrigeerd wordt. Behalve de Bolivianen zijn op een gegeven moment ook Marc, Trees, Manja, William, Wim en Erna op de dansvloer te vinden. Tegen twaalven vertrekken we terug naar het hotel. Het regent inmiddels.

Zaterdag 9 november

Vandaag hebben we vrij te besteden. We worden al vroeg gewekt door de geluiden op straat, de markthandelaren zetten hun kraampjes op en gooien de ijzeren onderdelen zonder erbij na te denken op het asfalt. De markt van Otavalo is heel beroemd, er wordt ontzettend veel aangeboden: etenswaren, poncho´s, schoenen, traditionele kleding voor de lokale bevolking, maar ook souvenirs voor de toeristen. Een ontzettend kleurrijk geheel. Die traditionele kleding ziet er mooi uit, de vrouwen dragen een zwarte rok en een wit bloesje met korte mouwen en de heren een witte broek en een zwarte of donkerblauwe poncho en vaak nog een donkere hoed. De meisjes doen nog veelal mee met deze traditie, de jongens gaan vooral voor T-shirts, truien en afgezakte jeans. Na het ontbijt splitsen we ons groepje van zes op in de mannen en de vrouwen, wat een goede keuze lijkt als het om het bezoeken van een markt gaat. Toch zien wij mannen ook nog een groot gedeelte van de markt, we lopen alleen iets sneller en gemakkelijker de kraampjes zonder er al te veel bij stil te staan. Je wordt hier niet door elke koopman of –vrouw naar de kraampjes geschreeuwd of getrokken, alleen als je blijft staan kijken, komen ze in actie. Wat wij vooral doen is rondkijken, foto’s maken en filmen, en dat valt ook nog erg mee, we worden niet geweerd. Ze zullen het wel gewend zijn.

Ik heb toen we gisteren het stadje binnenkwamen, op een rotonde leuke standbeelden zien die ik nog wel eens zou willen bekijken. We zoeken een rotonde op ons kaartje, vinden er gelukkig maar eentje en gaan op weg. De zon brandt inmiddels weer volop dus zoeken we de schaduw op. Na een kwartier komen we bij de rotonde aan. Het gaat om drie dansende personen in traditionele kleding. Ook is er nog een ander beeld van een Indiaan uit een heel ver verleden. We lopen terug naar de markt, waar we een lekker kopje koffie en thee scoren en de drie dames weer vinden. Via het hotel gaan we op zoek naar een lunchgelegenheid. We komen uit bij een hostel met de naam Doña Esther. Marc zal ons later vertellen dat dat van twee Nederlanders is. We zien de pizza en lasagne de steenoven ingaan en weer uitkomen, en het smaakt uitstekend. Bij het hotel bestellen we twee taxi’s die ons naar el Parque Condor brengen, een vogelpark waar de vogels meestal in kooien zitten, enkele grote zitten wel buiten maar dan aan een touwtje. Vlak na aankomst begint de show. Er worden vogels getoond door een lange blanke man die van alles vertelt in het Spaans. Ook deze man is een Nederlander, zoals blijkt als we Marc ’s avonds ons verhaal over die middag vertellen. Hij laat diverse grote vogels zien, zoals adelaars, maar ook wat kleinere, zoals een uil. De grotere mogen eropuit vliegen om dan terug te komen, soms vlak over ons heen scherend, voor een lekker hapje die de man en zijn assistent in de gehandschoende hand houden. Wat het nog extra spectaculair maakt is het uitzicht op de bergen en de vallei in de achtergrond. Na de show bekijken we de andere vogels van het park, waaronder twee enorme condors, die een spanwijdte hebben van wel drie meter. Opnieuw laten we taxi’s bestellen en racen we de heuvel weer af, hier en daar net een hond en een kip missend, naar het hotel. We gaan met een iets kleinere groep dan gisteren eten bij een Mexicaans restaurant op de derde verdieping van een gebouw waarvan je op het bord na aan de buitenkant niet ziet dat er een restaurant zit. Een bouwlamp op het dakterras verblindt ons in eerste instantie, maar dat is te fixen. De enchiladas en burrito’s en wat al niet meer smaken uitstekend. Ook een redelijk constante factor bij Djoserreizen. Vanavond geen peñabar meer, maar terug naar het hotel en op tijd naar bed, het was weer een mooie doch vermoeiende dag.

Welcome to the jungle

Zondag 10 november

Vandaag brengen we met de bus een bezoek aan het kratermeer Cuicocha. We krijgen van Marc twee opties: of een lange wandeling van drie uur, of een boottocht van 25 minuten en wandeling van een uur. Wij kiezen voor het laatste, dan krijgen we waarschijnlijk het beste van beide werelden. We rijden het Nationale Park binnen en stoppen bij het museum, dat dicht is. We komen niet om het museum te bekijken, maar om de mensen af te zetten die de lange wandeltocht gaan doen. Zij gaan tegen de klok in deels rond het kratermeer lopen. Daarna rijden wij nog iets verder door naar de boot. Iedereen krijgt een reddingsvest, het laatste is voor mij, en het is een slecht ding. Maar het gaat er meer om dat je aan de regels voldoet dan dat het echt functioneel is. Ronnie, Franҫois en ik belanden op het voorste bankje, wat voor het vastleggen van de omgeving natuurlijk geen tegenvaller is. De boot vaart eerst naar het grootste eiland in het meer. Er wonen kleine diertjes op, zoals cavia´s. In het meer, dat op zijn diepst zo´n 180 meter meet, zwemmen geen vissen. Dat komt door het zwavelgehalte. Bovenop de krater zien we een gigantisch huis. Dat is van een heel rijk iemand en staat net buiten het Nationaal Park. Die mensen hebben iedere dag wel een uitzicht om U tegen te zeggen. We varen om het eiland heen en stoppen even bij het kleinere eiland, wat eigenlijk het schiereiland van het grote eiland is, omdat er een vrij ondiepe connectie is tussen die twee. Het water is kraakhelder, je kunt de algen prachtig door het water zien bewegen. Maar zoals gezegd dus geen vis. Waarom de grote groep witte reigers dan in het riet aan de waterkant zitten is me een raadsel. We varen door het riet, langs een paar huisjes. Het eiland was vroeger wel bewoond, maar dat is op een gegeven moment verboden. Nu mogen biologen nog wel eens mondjesmaat in die huisjes verblijven, voor onderzoek. Marc wijst ons een blauw Mariabeeldje aan, dat op het kleine eiland staat. Als we tussen beide eilanden doorgevaren zijn, komt het eindpunt van deze mooie boottocht in zicht. Terug bij de aanlegplaats krijgen we een drankje dat we zelf kunnen aanvullen met alcohol. Ik drink de mijne puur.

Na enige tijd stappen we op de bus en gaan we terug naar het punt waar de anderen eerder al zijn uitgestapt voor de grote wandeling. Wij lopen dezelfde route, maar dan een stuk korter. Het begint vrij stijl. Op een paar plekken zijn een zonnekalender en maankalender aangebracht op de grond. Ze bestaan uit cirkels met opstaande stenen. Behalve uitzichten over het meer kunnen we ook de naastgelegen vallei mooi bekijken. We zien allerlei verschillende orchideeën, en andere bloemen en planten, en komen ook een paar vlinders tegen. Dan zien we in de verte de andere wandelaars terugkomen. Een goed moment om zelf ook aan de terugweg te beginnen. Zij hebben van verder boven prachtig zicht gehad op het meer. Beneden is het tijd voor een sanitaire stop, maar alles zit dicht, ondanks dat het weekend is en mooi weer. Dan loop ik maar weer even richting de boot, daar waren ook toiletten. Teruggekomen zie ik dat bij de ingang van park ook toiletten zijn, dat was een stuk korter lopen geweest. Als iedereen weer de blaas heeft geleegd, rijdt de bus naar Cotacachi, een dorp waar heel veel met leer wordt gewerkt en waar veel kleine winkeltjes zijn waar je jassen, en schoenen en riemen kunt kopen.

Maar eerst gaan we lunchen, na die wandeling gaat een goeie maaltijd er wel in. Toon bestelt een Cuy (cavia), dat erg lastig te eten blijkt, een hoop gepiel voor weinig vlees. Ik heb ook een stukje geproefd, niet slecht. We kopen niks in de winkeltjes, maar vinden wel weer een mooi pleintje. Heel veel tijd hebben we daar niet, want er volgt nog een busreis van 2,5 uur terug naar ons ‘oude’ hotel in Quito. Een deel van de groep zit in de bus al snel te slapen. In Quito gaan we langs een farmacia (apotheek), waar ik Cataflam koop in verband met mijn slijmbeursontsteking in de schouder. Ik heb daar al last van zins we uit het vliegtuig zijn gestapt. Maar gelukkig is het niet mijn camera-arm, en heeft het verder ook geen belemmering gevormd. Het slaapt alleen niet zo lekker. Franҫois en Marleen hebben de mooiste kamer van het hotel, dat hier wellicht als presidential suite aangemerkt zou kunnen worden, zeker in vergelijking met de andere kamers. Omdat het hotel vol is, moet Marc in een ander hotel in de buurt slapen. ’s Avonds eten we Mexicaans. Vergeleken met de eerdere avondmaaltijden eten we op tijd, omdat we morgen om 6.00 uur moeten ontbijten, vanwege de lange bustocht naar de jungle. De avond in het hotel wordt ietwat verstoord als een groep jonge Amerikaanse meiden hun hotelkamers betrekken. Ze zijn vrij luidruchtig en aangezien de muren niet erg geluiddempend zijn, kunnen we hele conversaties volgen. Die bestaan vooral uit het woordje ‘like’. Ik tel een tijdje hoe vaak ze dat woord in een in zin gebruiken, maar raak al gauw de tel kwijt. Maar het zal zeker zo’n drie à vier keer per zin zijn. Ik pak ze nog wel terug, zodra ik lig te slapen.

Maandag 11 november

Als de meisjes nog niet wakker zijn gehouden van mijn gesnurk, dan zullen we ze wel wekken met ons vroege vertrek. Voor het ontbijt om 6.30 uur brengen we de koffers al naar de bus. Met een gevulde maag nemen we zelf ook plaats voor een lange reisdag. Door een mooi landschap via een pas op 4064 meter (persoonlijk hoogterecord) rijden we naar de hooglanden van Papallacta. Eerst maken we een korte wandeling langs een riviertje met veel dichte bebossing eromheen, daarna bezoeken we de thermale baden van Papallacta. Even omkleden, douchen en dan het lekkere warme water in. Maar niet voor een bezoekje aan het dompelbad met erg koud water. Erg verkwikkend! Er zijn ook een paar baden met nog heter water, maar daar hebben sommigen de tenen al enigszins aan verbrand, dus die laten we maar achterwege. Het is heerlijk relaxend, en ook nog eens goed voor mijn schouder. We badderen tot kwart voor twaalf, daarna rijden we verder naar onze lunchplek. Een reis van Quito naar het oostelijk gelegen Tena betekende tot 1968 nog een lange looproute met muilezel. Wij doen dat gelukkig in uren. We stoppen even voor een foto van drie watervallen, Las Tres Marias. Even later lunchen we bij Gina in Baeza, een dorp dat is gesticht door de Spanjaarden in 1550. De meesten eten truche al ajillo, forel in knoflooksaus in het Nederlands. Ik heb Marc nog niet kunnen betrappen op een slechte suggestie voor een maaltijd.

Door het Nationale Park Sumaco rijden we de Oriente, het oostelijk deel van Ecuador binnen. In Archidona in de provincie Napo moeten we tanken en slaan we wat snacks en drinken in. De provincies in Ecuador zijn veelal genoemd naar de belangrijkste dingen die daar in de natuur te vinden zijn. Zo hadden we al Cotapaxi, naar de vulkaan, en nu Napo, naar de grote rivier die er stroomt. Net voorbij Tena rijden we over ene nieuwe brug de Napo rivier over en volgen die dan verder over een grindweg naar een gehuchtje genaamd San Pedro. Daar wachten op twee lange kano’s met buitenboordmotor op ons, tenminste dat is de bedoeling. We hebben onze stinkende best gedaan om daar op tijd te zijn, maar van de kano´s nog geen spoor. Marc belt er achteraan en gelukkig komen ze niet na niet al te veel tijd alsnog aanvaren. We gooien onze beperkte bagage, een rugzak en eventueel nog een extra tas, in de kano´s en nemen dan zelf plaats. We varen een stukje over de Rio Napo, vervolgens de zijrivier de Chontayacu. Hier volgen we verschillende geulen, want het water staat erg laag. Het is nog niet zo erg dat we moeten lopen, maar soms moeten de buitenboordmotoren wel even stilgezet en uit het water gehaald worden, omdat die anders de grond zouden raken. We worden met een traditioneel drankje – onder andere vruchtbaarheid bevorderend – welkom geheten door het team van Yacuma eco-lodge. We eten om zeven uur, weer vis. Ronnie is geen viseter, en staat een beetje voor een voldongen feit, maar kan gelukkig alsnog een vegetarische maaltijd krijgen. Daarna drinken we nog wat. Bij het gebrek aan Sprite neem ik een Inca Kola, een frisdrank die behoorlijk zoet is en naar kauwgum ruikt. Tegen halftien gaan we naar bed en om tien uur gaat in het hele kamp het licht uit.

Dinsdag 12 november

We hoeven pas om acht uur te ontbijten, maar ik ben alweer om zes uur op. Ik besluit een beetje rond te gaan lopen met de camera en buiten op de veranda te gaan zitten tot iedereen beetje bij beetje naar buiten komt. Alhoewel ik net heb gedoucht, zit ik nu alweer te zweten. De luchtvochtigheid is hier heel hoog en het is al snel warm. De kok zet ons een lekker ontbijt voor met gebakken ei of roerei. We krijgen rubberen laarzen uitgereikt, die we vandaag en morgen nodig hebben. Gelukkig hebben ze ook echte grote maten. Hierna gaan we echt de jungle in. Eerst secundair regenwoud, wat wil zeggen dat het al eens gekapt is. Je zou het niet zeggen, we moeten op de slingerende route regelmatig bukken. Ook zijn er wat stevige klauterpartijen en steile afdalingen. Een van die afdalingen is iets te glad voor Chantal. Zij glijdt uit en decoreert haar broek met modder. Daarna komen we in de echt ongerepte natuur. Bartolomeo, onze gids, is in de 60, heeft de eco-lodge zelf opgebouwd, is burgemeester geweest van een naburig dorpje en is ook sjamaan (medicijnman). Hij laat ons zien wat de natuur allemaal voor handige dingen heeft te bieden. Marc vertaalt alles. We maken kennis met drakenbloed, een sap dat uit een boom wordt gewonnen en wat te gebruiken is tegen jeuk, maar ook bij maagproblemen. Er is ook een boomvrucht met stekeltjes, die als kam gebruikt kan worden. We zijn blij dat het niet regent, want het is nu al voor sommigen een moeilijk begaanbaar pad. Anders zou het echt glibberen en glijden worden. Maar nat worden we sowieso wel, je kunt geen stap zetten zonder te zweten. Onze groep is met achttien personen eigenlijk te groot, maar er is maar een gids, die voorop loopt. Marco, onze buschauffeur sluit de rij. En er wordt te veel gepraat om alleen oerwoudgeluiden te horen. We komen ook nauwelijks dieren tegen, die zijn allang naar meer afgelegen oorden gevlucht. Maar niet getreurd, wat we wel zien zijn vogels, vlinders en parasolmieren. Na drie uur lopen komen we terug bij de lodge en kunnen we lunchen.

’s Middags staat een bezoekje aan Bartolomeo’s familie op het programma. Onderweg lopen we langs een aantal ‘akkers’. Ze zien er niet als zodanig uit, maar er wordt wel degelijk wat verbouwd, cacao, tagua, banaan, en nog veel meer. Dan komen we aan bij een vrij groot huis op palen. Kleine kinderen kijken ons van een afstand aan, anderen komen dichterbij. Bartolomeo’s vrouw demonstreert hoe keramiek wordt gemaakt en we kunnen kijken hoe vaardig we zijn met de blaaspijp. Dit levert naast hilarische missers ook drie treffers op, van François, Wim en Henk. Geen diploma’s deze keer. Als we weer bij de lodge terugkomen, duiden medewerkers van de lodge op de aanwezigheid van een boa constrictor. Die schijnt hier te wonen en eens in de paar dagen langs te komen. Voordat de crew hem verplaatst, kunnen we met hem om de nek op de foto. Dat laten we ons geen twee keer zeggen. Dan is het tijd om te vertrekken, zowel voor de boa als voor ons. Wij sluiten de middag namelijk af met tubing, een beetje dobberen op een binnenband op de Napo rivier. Welcome to the jungle, we’ve got fun and games… Er zijn hier en daar wat stroomversnellingen, dus af en toe gaan we wat sneller maar voor de rest is het vooral relaxend afvaren naar het eindpunt. Marthy en Gabi en Marc varen mee in een van de kano’s, Ronnie heeft zijn camera aan Marthy gegeven, zij maakt foto’s. Aan alles komt echter een eind, dus ook aan dit stukje vertier. Wie op tijd naar de kant peddelt, komt netjes bij de kano aan, wie nog midden op het water in een stroomversnelling zit, heeft geen schijn van kans en moet door een van de begeleidende kano’s worden opgepikt. De laatste die komt aan dobberen is Toon, hij is het moeilijkst weer binnen boord te halen. Een heel stuk verderop aan de andere oever kan hij dan toch in de kano plaatsnemen. Als we terugvaren komen we toch nog met dieren uit de jungle in aanraking, namelijk zandvliegjes. Wie hierdoor gebeten wordt, kan naast de plekken waar hij gebeten is nog op veel meer plekken bultjes of bulten verwachten. Als je pech hebt jeuken ze ook nog. Het duurt een week of twee a drie voordat je lichaam alles weer heeft weggewerkt. Ik ben wel gestoken, maar heb gelukkig geen last van jeuk. Andere hebben minder geluk, bij een allergische reactie worden het hele grote plekken. Het laatste stuk van de kanotocht genieten we van een prachtige laag hangende zon.

Terug bij de lodge nemen we een welverdiend drankje. Douchen voor het avondeten heeft geen zin, het water is trouwens erg koud, maar dat houdt het gebruik van het water ook efficiënt. Na een heerlijke maaltijd en talloze verhalen over en weer gaan we rond het kampvuur zitten. We mogen niet naar de receptie, want dat vindt de boa blijkbaar een mooie plekje om naast de deur te hangen. Het is tijd voor een dank- en afscheidswoord van manager Leonardo en van Bartolomeo. Die zingt vervolgens drie liedjes voor ons, eerst in Cichua taal, daarna in het Spaans. Hij wil graag ook wat Nederlandse liedjes van de groep horen, maar dan blijft het van onze kant akelig en beschamend stil. Excuses daarvoor, Bartolomeo! Uiteindelijk gaat iedereen druppelsgewijs terug naar zijn kamer en laten we het oerwoud weer tijdelijk aan de oorspronkelijke bewoners. Nou ja, bijna dan, er zijn een paar snurkers onder ons…

Woensdag 13 november (Jungle ecolodge – Baños)

Het heeft een groot deel van de nacht geregend en geonweerd. Dat heeft zo zijn voordelen, maar ook zijn nadelen. Bij sommigen is het regenwater door het dak gekomen en in bed beland. Zo ook bij François en Marleen en bij Chantal. Het grote voordeel is dat het water enorm is gestegen en we niet, zoals gistermiddag, eerst een stuk met de laarzen aan hoeven te lopen voordat we de kano’s in kunnen. Scheelt weer een hoop gesjouw. De rivier is niet alleen dieper maar ook bruiner, en de stroming is een stuk sneller. We moeten het laatste stuk tegen de stroom in en dan moet de hoek goed gekozen worden, ander kan de kano omslaan. Dit heeft Marc echter nog nooit meegemaakt en ook nu is dat niet het geval. Eenmaal op de oever nemen we definitief afscheid van de crew en stappen we aan boord van de bus. Eerst volgen twee uren over de grindweg, daarna kunnen we verder over asfalt terug naar Tena. Vervolgens kiezen we een nieuwe route, naar Puyo. Onderweg stoppen we voor een winkeltje om wat lekkers te eten en te drinken te kopen. Het winkeltje dat Marc normaal gesproken aandoet is dicht, gelukkig is een ander wel open. Daar rekent de verkoopster een dollar voor een flesje water, terwijl ze er maar 65 cent voor mag vragen. Waarschijnlijk heeft ze ons ook te veel laten betalen. Marc zegt dat dat direct de laatste keer is dat hij dat winkeltje aandoet.

In Puyo stoppen we bij een hotel voor een lunch met sandwiches en patat op het terras. Voor we de stad uitrijden gaan we eerst nog langs een apotheek voor een middeltje tegen de jeuk van die zandvliegen voor een aantal mensen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om een extra stripje Cataflam te kopen (zonder recept, ik hoef alleen maar te zeggen hoeveel tabletten ik wil hebben), voor mijn schouder. Ik heb die schouder de komende dagen wel nodig, onder andere tijdens het raften, een van de optionele activiteiten die voor ons op het programma staan. Gelukkig gaat het steeds beter. Ook wordt binnen de groep drakenbloed gekocht. Dan rijden we verder richting Baños. Onderweg komen we door Shell, een dorpje met een vliegveld, dat ooit door Shell is aangelegd omdat ze in de regio op zoek wilden naar olie. Ze zijn onverrichter zake weer weggegaan. Later is er alsnog olie gevonden, maar dus niet door Shell. We stoppen even later aan de kant van de weg om van het uitzicht op de canyon te genieten. We zien enkele zwarte gieren gebruik maken van de thermiek. Het volgende uitstapje is de Duivelsketel, een waterval. We lopen naar beneden. Dan kunnen we weer een stukje omhoog tot we een platform bereiken. We kunnen nog verder omhoog maar moeten dan wel bukkend en kruipend onder de rotsen door. Dat houdt Ronnie en mij niet tegen en zo komen we steeds dichterbij de waterval. Het laatste stukje is echt even tricky, want hier komen we vlak langs de waterval dus droog blijven is er niet bij. Daar hadden we al op gerekend, dus de regenjas kan zijn werk weer doen. Zo komen we wel bij het eindpunt, direct achter/onder de waterval. Inzoomend met de camera zie ik een verdronken koe of een varken in het water drijven, ingesloten tussen een rots en een omgevallen boomstam. Verder beneden kunnen we nog een kijkje nemen vanaf een hangbrug. Dan zullen we toch weer omhoog moeten, een zware bevalling. Waren we eerst doorweekt vanwege de waterval, nu van het zweet. Boven wachten ons enkele souvenirshops. We kopen beiden toekans van balsahout, heel licht spul. De toekan die Ronnie koopt is natuurlijk wel weer enorm groot. Maar dat past goed tussen de andere grote souvenirs van eerdere reizen.

We zitten maar kort in de bus voordat we aankomen bij de verrassing waar Marc het gisteren over had, namelijk een kabel gespannen over de canyon, met een bakje eraan, waar acht personen in kunnen. Zo’n 150 meter breed en 105 meter hoog. Geen zekeringen of wat dan ook, wel een vrachtwagenmotor die het bakje aan de overkant brengt, naar twee watervallen, en terug. Ik vind het zo leuk, dat ik twee keer ga. Het kost ook maar een dollar per keer. Het laatste stuk van de rit is nog zo’n 20 minuten naar Baños, een echt toeristenstadje, met 18.000 inwoners en 160 hotels en een hele hoop winkeltjes. Voor we maar ons hotel gaan, brengen we een bezoekje aan een winkeltje waar taguanoten worden verwerkt tot beeldjes en sieraden. We krijgen een demonstratie en kopen allebei een beeldje. Daarnaast is een snoepwinkeltje met typisch Ecuadoriaans snoepgoed. De laatste stop betreft een pinautomaat. Er moet even diep in de buidel gelast worden, want wie wil, kan de komende dagen allemaal leuke activiteiten doen. Maar eerst naar hotel Monte Selva (Monte betekent berg en Salva jungle). We zijn inmiddels weer van 300 naar 1900 meter gestegen. We kunnen gelukkig weer douchen met warm water, en ook niet onbelangrijk, de was wegbrengen. Dat stinkt een uur in de wind. We krijgen bezoek van de plaatselijke agent voor die activiteiten. Wij kiezen voor raften en canyoning. En we gaan morgenavond of over morgenavond in een feest bus de berg op om de nabijgelegen actieve vulkaan te bekijken. Op dit moment geldt code oranje, dus als het weer meezit zouden we spektakel kunnen verwachten. Het duurt een uur voordat alles met de plaatselijke agent is geregeld en betaald. Daarna kunnen we genieten van een lekkere Italiaanse maaltijd in restaurant Parradelle, met ietwat luide live muziek met panfluit, gitaar en trom. Er worden veel pizza’s en pasta’s besteld. Ik neem als enige een grande pizza en krijg hem nog helemaal op ook. Maar het is dan ook al negen uur. Bij het afrekenen gaat er iets mis, het meisje dat ons heeft bediend komt 13 dollar te kort. Ronnie en Marleen nemen dat voor hun rekening, moeten we later maar eens kijken wie niet heeft betaald.

Donderdag 14 november (Baños)

Ondanks dat het een dag is voor uitslapen, zitten de meesten toch alweer op tijd aan het ontbijt. We gaan met dertien man raften, dus moeten we wel een beetje energie opslaan. We worden opgehaald met een busje met twee boten op elkaar gestapeld en een kano er bovenop. Bij het kantoortje van de organisator komen er nog wat spullen bij in grote zakken, die wij gekscherend lijkzakken noemen. We rijden Baños uit, richting de Duivelsketel en stoppen in een ander plaatsje bij een zaakje dat als restaurant dienst doet. Hier worden de bestellingen voor de lunch doorgegeven. Dan gaan we weer verder, nog een aardig eind rijden tot het beginpunt van onze boottocht. Alles wordt van de bus afgehaald, de rafts worden nog een keer opgepompt en wij krijgen wetsuits, schoenen en helmen uitgereikt. Terwijl de eigenaar van de grond waar we staan met machete en al verhaal komt halen (blijkbaar wil hij 20 dollar voor het feit dat we zijn grond gebruiken), krijgen we instructies over hoe te varen. Instructies over vooruit, achteruit, allemaal in de boot, enz. Het echte werk begint als we de boten in het water leggen gaan zitten. Een voet vastgeklemd en de andere vrij. En dan, peddelen maar!

We beginnen achteruit, de gids achterin de boot peddelt niet, maar gebruikt zijn peddel om te sturen. En roept ons toe als we vooruit of achteruit moeten peddelen. Dat gaat nog niet echt gesynchroniseerd, dus roepen Ronnie en ik steeds 1-2-1-2. Dat helpt al iets. Eruitzien als ervaren rafters doen we echter nog niet. Maar het is erg leuk om te doen. De gids loodst ons steeds naar wat wildere stukjes in de rivier en af en toe komen we een echte joekel van een golf tegen, zodat het water in en over de boot slaat. Niemand heeft de boot nog tegen zijn wil in verlaten. In de ander boot daarentegen zien we een paar keer iemand overboord gaan. Dat blijkt achteraf deels op aangeven van de gids te zijn geweest, maar ook een keer onvrijwillig. Iedere keer wordt de drenkeling dan aan de reddingsvest weer de boot in gehesen, en gaat het peddelen weer door richting de volgende stroomversnelling. De gidsen maken ondertussen foto’s van onze inspanningen. En tussen het peddelen door genieten we van de natuur in de canyon. Na een uur varen en zo’n 20 kilometer stroomafwaarts bereiken we het eindpunt van onze cursus rafting voor beginners. Het was erg leuk, een volgende keer zullen we het zeker weer doen, en dan mogelijk nog een iets wildere rivier. Maar voor een eerste keer was dit prima. We kleden ons snel om, de zandvliegjes zitten ook hier met water in de mond op ons blote vlees te azen. We worden teruggereden naar de plek waar we gaan lunchen. Onderweg zien we dat we het dorpje Shell voorbij zijn gevaren, en ook de plek waar we gisteren foto’s hebben gemaakt van de canyon passeren we opnieuw. We stoppen bij het armoedige restaurantje waar we eerder de bestelling hebben doorgegeven. De term lunch klopt in de zin dat we iets te eten geserveerd krijgen, maar het smaakt niet echt en is bovendien al koud als het op tafel komt. Maar we hebben wel trek gekregen van onze noeste arbeid op de rivier, dus eten we het in ieder geval maar op. Na nog een halfuur of zo in het busje worden we weer bij het hotel afgezet. Even douchen en dan Baños verkennen. Er is zoals in alle plaatsen die we zijn tegengekomen een aantal pleinen, waarvan aan eentje de belangrijke gebouwen staan, zoals een kerk en het stadhuis. Zo ook hier. Maar wat we vooral zien zijn winkeltjes, hotels en hier en daar bars voor de grote drommen toeristen die hier naartoe komen. We gaan op zoek naar een leuk T-shirt, maar vinden er geen. Terug in het hotel gaan we eindelijk even relaxen, wat betekent dat Ronnie op de laptop met de foto’s aan de gang gaat.

Marc heeft gevraagd of een deel van de groep om 6 uur aanwezig wil zijn bij de receptie om te kijken of we vanavond of morgenavond gaan proberen de Tungurahua vulkaan te zien. Hoewel het enigszins bewolkt is besluiten we toch vanavond te gaan, ook omdat we op zaterdag erg vroeg op moeten. Voordat we de berg opgaan moet eerst de inwendige mensen verwend worden. We eten vanavond bij El Calderon, en zijn op een enkele lokale gast de enigen. Geen muziek deze keer. We zien nog wel iemand langs lopen, die ook eventjes onze kant op kijkt, maar die loopt toch door. Aangezien het allemaal om een vulkaan gaat hier, is het wel geinig dat ze een stuk vlees op een lavasteen serveren. Gevolg is wel dat als je het vlees te lang laat liggen, het van medium naar well done verschuift. Na het avondmaal lopen we terug naar het hotel om ons een beetje warm te kleden, aangezien we in een open feestbus de berg op zullen gaan. De bedoeling is dat dat om halftien zal starten, maar vlak daarvoor wordt gebeld dat het niet lukt, er schijnt een mankement te zijn aan de bus. De organisator zegt tegen Marc dat die maar even moet doorgeven aan ons dat we wel morgen kunnen. Maar dat komt ons dus niet goed uit. Marc zegt dat hij maar even aan de groep moet uitleggen wat er aan de hand is, het is zijn handel. Iets later komt er toch een feest bus, die de organisator bij een concullega heeft geregeld. We rijden in de mist omhoog, tot we boven de wolken uitkomen. Het lijkt even mee te vallen met het zicht op de vulkaan, maar we krijgen hem toch niet te zien, het zit tussen onze plek van bestemming en de vulkaan potdicht. Als de ingehuurde gids verhalen begint af te steken als ´Hier zie je de vulkaan´, komt Marc door de slappe lach niet meer aan vertalen toe. Is ook nergens voor nodig, er valt niets te zien dus ook niets uit te leggen. We krijgen nog wel een drankje, ook hier kun je zelf alcohol toevoegen. Even later gaat de beste jongen op zoek naar hout voor een kampvuur. Het amateurisme druipt er vanaf. Een stukje verderop bij de ingang van een camping liggen inderdaad takken, maar die zijn nat. Hij probeert het met lucifers, maar dat wordt niks. De chauffeur heeft een ander idee, en hevelt wat diesel uit de feest bus over in een jerrycan. Als hij het over het hout gooit, doen wij een aantal stappen terug. Het wil nog niet erg branden, dus komen er nog wat kranten bij. Als het een beetje aanwakkert, gooit de chauffeur er weer diesel overheen. Dat heeft wel effect. We liggen nog steeds in een deuk om hun aanpak. Gelukkig heb ik de videocamera aanstaan. Als dit de film niet haalt… We houden het uiteindelijk voor gezien, de chauffeur en de gids doen een halfslachtige poging het vuur een beetje te doven, maar ook niet meer dan dat en dan beginnen we aan de afdaling. Ook hier hilariteit alom als de bus stopt en de gids naar beneden wijst en zegt ´Hieronder kun je Baños zien´. Ja, tussen de enorme flarden bewolking door. Hierna is de gids niet meer bij ons geweest. We komen heelhuids weer beneden en duiken in het hotel snel het bed in. Dat we de vulkaan niet hebben gezien is ruimschoots goedgemaakt door de komische opvoering van vanavond.

Vrijdag 15 november (Baños)

Het is enigszins uitslapen, we eten pas rond halfnegen omdat we niet eerder dan om negen uur worden opgehaald voor onze eerste canyoning ervaring. Net als gisteren met het raften komt het niet in de organisatie op om eerst de spullen op het busje te laden en pas daarna bij ons langs te gaan. Dus wachten we bij het kantoortje tot ze de zakken met helmen, wetsuits, en dergelijke op het busje hebben geladen. Op onze vraag hoe lang de rit duurt antwoorden ze 30 minuten. Niets bijzonders tot zover. Maar dan komt een van de drie gidsen tot de ontdekking dat ze de schoenen zijn vergeten en vragen ze of we onze eigen zullen gebruiken. Dat dacht ik niet, we hebben daar geen geschikt spul voor aan. Ze regelen het maar. Dat heeft wat voeten in de aarde, er wordt flink gebeld. Geen probleem, zeggen ze, ze zijn er wel als we op ons startpunt zijn. Ja ja, eerst zien, dan geloven. Gezien onze lunchervaring geven we aan dat we die wel overslaan. Dat vinden ze wat raar, maar laten het erbij. Als we in plaats van in 30 minuten na anderhalf uur aankomen op dat startpunt is er nog geen spoor van de schoenen. Op een gegeven moment komt er een taxi aanrijden en op de achterbank liggen inderdaad onze schoenen. De maten kloppen ook nog. Alles moet aan, wetsuits, tuigjes, schoenen, en helmen op. Het wordt allemaal strak om onze lijven getrokken, wat het iets lastiger maakt om te ademen. Het eerste stuk moeten we omhoog lopen. Dan gaan we richting een kloofje.

Eerst worden we ´gedoopt´, even helemaal ondergedompeld, dat moet voordat we aan het canyoning kunnen beginnen. De eerste hindernis is een sprong van een meter of drie. We moeten onze armen strak tegen onze reddingsvesten aanhouden en dan bij het springen een bommetje maken, zeker niet met gestrekte benen springen, want dan raken we de bodem. Die is maar een meter onder het wateroppervlak, zeggen de gidsen. Ik ben niet de enige die ondanks het bommetje met zijn achterwerk in aanraking komt met de keien onder het water. Maar ernstig is het niet. De volgende sprong is een tandje meer, namelijk ongeveer negen meter! Dat is wel een aardige leap of faith, want we moeten de gidsen maar vertrouwen dat het allemaal diep genoeg is. Ronnie en Wim zijn al veilig het water weer uit als vlak voor mij William springt. Hij komt niet goed in het water terecht en klaagt over een pijnlijke rug. We moeten nog wel verder. Dan mag ik springen. Armen weer tegen het reddingsvest, een stuk vooruit springen en een bommetje maken. Gelukkig raak ik de bodem niet en heb ik geen problemen als ik weer aan het oppervlak verschijn. We moeten een stukje omhoog klimmen en op de richel van een rots wachten tot alle zeven deelnemers er zijn. Het is dan al erg druk op die richel. Vervolgens wordt een touw gespannen tussen die rots en een punt een eind naar beneden. We gaan nu blijkbaar tokkelen. Dat gaat bij de meesten heel gemakkelijk, een enkeling blijft halverwege steken, maar komt toch beneden. Verderop gaan we al abseilend een meter of 25 direct naast een waterval naar beneden. Ook dat gaat bijna vlekkeloos. De gidsen geinen wel regelmatig, maar hebben toch zeker onze veiligheid in het vizier. Het moeilijkste en gevaarlijkste werk hebben we nu wel gehad, er volgen nog een paar leuke sprongetjes, waarbij we ook een paar keer enigszins plat voorover in het water moeten springen. Dat is een specialiteit van mij, en blijkbaar komisch om te zien. We kruipen achter een watervalletje op een richel en duiken dan onder de waterval door. Dan merk je wel hoeveel water en naar beneden komt, dat drukt flink op je rug. Bij de laatste waterval moeten we achterstevoren gaan zitten en worden we aan onze benen onderstboven in de waterval gehangen. Vervolgens laat de gids los en ga je kopje onder. Franҫois doet dat erg komisch, je ziet twee voeten boven het water uitsteken, alvorens hij ongeschonden weer boven komt. Nog een laatste sprong en een groepsfoto en dan is het uit met de pret. We lopen via een forellenkwekerij naar het busje terug, kleden ons om in het restaurantje waar we anders gegeten zouden hebben en rijden dan terug naar Baños. Flink vermoeid worden we afgezet bij het kantoortje.

Wij lopen door naar Blah Blah, een klein eetcafétje, waar we heerlijke broodjes bestellen en lekkere milkshakes. Net als gisteren regelen Ronnie en ik dat de foto´s van de gidsen op een cd komen. Nu zijn het echter zo veel foto´s dat het niet lukt om zowel de foto´s van de gidsen als die van Ronnie op een enkele cd te krijgen. Daar moeten we dus nog wat op verzinnen, maar dat zal wel goed komen voor het eind van de vakantie. We kijken nog even in de winkelstraat rond of we een mooi T-shirt kunnen scoren, maar helaas. In het hotel gaan we bij de anderen zitten, beetje lezen, beetje kletsen. Om zeven uur vertrekken we naar Mariane, een Frans restaurant, met een echte Franse kok genaamd Michel, die hier is getrouwd en een zaak heeft opgebouwd. Raar om ineens Frans te praten als we bestellen. Michel spreekt Frans en Spaans door elkaar heen. Het eten is er niet minder om. Het enige punt is dat ik zo ongeveer boven mijn eten zit te slapen, zo moe ben ik. En dan is het ook nog de bedoeling dat ik vanavond het tweede deel van ons reisverslag afmaak. Zodra ik in het hotel het bed raak zijn de plannen helemaal gewijzigd, van schrijven komt niets meer. Dat moet dan morgen maar.

Perfect Day

Zaterdag 16 november (Baños – Riobamba)

Na twee dagen en drie nachten in Baños (voluit heet het Baños de Agua Santa, ik moet toch nog eens navragen waarom men een plaats Baños noemt, dat betekent wc´s) is het hoog te tijd om door te reizen. Na een vroeg ontbijt vertrekken we naar het zuiden. We zien onderweg een aantal slenken waar de laatste keer de lava naar beneden is gekomen. Dat is echt dichtbij. Als je weet dat de de vulkaan Tungurahua alweer zo´n dertien jaar actief is, kan ik me voorstellen dat dat voor de bewoners best spannend is. Het eerste stuk van de rit gaat naar het noordwesten, via Pelileo, een dorp dat, zoals vaker voorkomt bij de plaatsen die we tegenkomen, een oud en een nieuw deel heeft. Het nieuwe deel is in heel Ecuador bekend om het maken en verkopen van jeans. Namaak jeans, wel te verstaan. Veel goedkoper dan in andere delen van het land. Marc vertelt ons dat een Chinese zakenman hier een begin mee heeft gemaakt, wie zou dat gedacht hebben? Verderop rijden we door Salasaca. In dit dorp dragen de mannelijke indianen zwarte poncho’s en zijn de vrouwen druk met wol, wanneer ze maar kunnen. Als we terug kijken richting Baños, hebben we ineens een prachtig uitzicht op de vulkaan Tungurahua. De top is maar heel kort vrij van de wolken, daarna is het net of er een wit tafelkleed overheen ligt. Maar goed, we hebben hem dan toch maar mooi gezien.

Ambato, op 2700 meter hoogte, is de meest commerciële stad na Guayaquil. De stad viert ieder jaar in februari La Fiesta de la Fruta y las Flores, het feest van het fruit en de bloemen. In het midden van een rotonde staat een standbeeld van het Fruitmeisje. In deze stad hebben we onze laatste sanitaire stop, de volgende is pas bij het controlepunt van het Nationale Park Chimborazo op 4200 meter. Die sanitaire stops zijn belangrijk omdat we om goed voorbereid te zijn op die grote hoogtes, door moeten blijven drinken, zo´n twee liter water. Alles om hoogteziekte te voorkomen, al is het nog maar afwachten hoe onze lichamen er op zullen reageren. We passeren Echaleche, een indianendorp, waar een nieuw voetbalstadion wordt gebouwd omdat de club is doorgedrongen tot de eredivisie. Als je het dorp ziet, vraag je je af hoe. Vanaf nu komen we alleen nog indianen tegen, maar ook dat houdt een keer op, boven 5000 meter woont niemand, dat is erg slecht voor de gezondheid. Marc zit vol met leuke anekdotes. De hoedjes die de indianen hier dragen zijn het te danken of te wijten aan een Oostenrijkse zakenman, die nog een lading kwijt moest en de mensen hier heeft wijs gemaakt dat het de nieuwste mode was in Europa. Waar, of niet waar? Wie zal het zeggen?

De Chimborazo is 6300 meter hoog en gemeten vanaf het middelpunt van de aarde ook te beschouwen als hoogste berg ter wereld, omdat de aarde niet perfect rond is. Marc is wel heel lovend over Ecuador, hoewel hij af en toe ook wel wat minder leuke dingen van het land vertelt. Vlakbij het Nationale Park spotten een groepje Vicuñas, een wilde lamasoort. Ik wist het niet, maar alle lamasoorten zijn familie van de kameel. We treffen het wat de weersomstandigheden betreft, er zijn weinig wolken en we zien de dode vulkaan in al zijn glorie. Om de perfectie compleet te maken, komt er ook nog een groepje kinderen vlakbij ons zitten, die we uitgebreid mogen fotograferen en filmen. Dat levert schitterende plaatjes op. Ronnie geeft ze wat kleingeld.

Ik weet nu al wat er onder dit deel van de vakantiefilm aan muziek komt: Perfect Day van Lou Reed. Het controlepunt ligt zoals gezegd op 4200 meter, hier gaat iedereen weer snel even naar wc, en maken we kennis met onze twee gidsen voor de wandeling van 4800 naar 5000 meter, Santiago en Pablo. Eerst brengt de bus ons nog 600 meter zigzaggend omhoog over een onverharde weg. We zien twee berghutten in de verte, ons begin- en eindpunt van de wandelingen. We moeten bij het uitstappen rustig aan doen, de lucht is hier een stuk ijler. Bij Hnos. Carrel Refuge, de eerste hut trek ik een trui aan en doe een jas om de middel. In de zon is het heerlijk, maar als de wolken de zonnestralen blokkeren is het een stuk frisser. Het is een kilometer lopen naar de Edward Whymper hut, maar omdat we het heel rustig aan moeten doen en schuifelend stapje voor stapje gaan, doen we er een uur over.

Regelmatig lassen we pauzes in om weer op adem te komen. Als iemand misselijk wordt is het uitkijken en overgeven is het teken van het lichaam dat je toch echt weer naar beneden moet. Gelukkig zijn we slechts een beetje onvast op de benen. Kleine houten paaltjes geven de afstand weer. Bijna boven wacht ik op Ronnie, Henk en Marthie. Met zijn vieren tegelijk komen we aan. De hoogtemeter van Henk wordt op de foto gezet. Die geeft aan dat we op 5052 meter zitten, met een foutmarge. Officieel is het 5005 meter. We kunnen nog een stukje verder naar een klein bergmeertje, maar moeten ook nog terug, dus dat doen we maar niet. Wel maken we nog even een groepsfoto. Ronnies vinger komt in aanraking met een rots en hij ziet zijn bloed direct opbollen en stollen. De hoogte in combinatie met die twee liter water doet je blaas trouwens ook geen goed. Regelmatig neemt iemand even plaats achter een rots. Tijd om weer naar beneden te gaan. Alhoewel we dat ook heel rustig moeten doen, gaat dat een stuk sneller en gemakkelijker. Weer op 4800 meter worden we met applaus onthaald en kunnen we in een tijdelijke hut aanschuiven voor een kom aardappelsoep, een dik stuk brood en hete chocolademelk.

We zijn echter nog niet klaar met de sportieve acties. We moeten ons melden bij de mountainbikes (gebruiken we die term ook eens voor het echte doel) voor het in ontvangst nemen van knie- en elleboogbescherming, een soort van skimasker tegen de kou, en een helm. En een fiets natuurlijk. Ik krijg nog iets extra’s, namelijk een helmcamera. Dat is nieuw voor de organisatie en kost ons helemaal niets, maar we moeten wel 224 dollar borg betalen. Juan, die de spullen uitdeelt en de instructies geeft, stelt de camera in. Er zijn twee opties: foto en video, we willen natuurlijk video. Dan start de rit, eerst naar het controlepunt, over de onverharde weg. Die is zo hobbelig, dat mijn helm steeds tegen mijn zonnebril stuitert en ik al snel het idee heb dat het niks wordt met de video. Het levert me ook hoofdpijn op. Vlak voor me wil Wim even stoppen om op Erna te wachten. Hij komt een steen tegen (of hij komt tegen een steen) en maakt een koprol. Niks ernstigs gelukkig. De Andes ziet er kaal maar prachtig uit op deze hoogte. Bij het controlepunt krijgen we een reep chocola en icetea, en blijkt dat de helmcamera voorover gezakt is. We zullen hem onderweg nog vaker weer recht zetten. Dan mogen we de asfaltweg op, naar San Juan. We moeten af en toe trappen, maar meestal niet. Onderweg stop ik regelmatig om met mijn eigen camera de andere fietsers en de omgeving te filmen. We rijden langs een kudde lama’s die van een stuk land naar een ander worden gedreven en even later hebben we het best mogelijke uitzicht op een wolkenvrije Chimborazo. Ik heb het geloof ik al eerder aangegeven, maar ik heb nooit geweten dat Ecuador zo fantastisch mooi is. Doorfietsend komen we indianen tegen die vriendelijk groeten en honden die je achterna rennen. Eentje bijt Chantal in haar schoen. Dat is een beetje mijn fout, ik had met de tong naar die honden geklikt. Ik was ze snel voorbij, maar toen moesten er nog meer fietsers komen. Lo siento, Chantal! Na een kilometer of 32 is het gedaan met de pret. Bij de kerk van San Juan staat de bus al te wachten. We leveren de spullen in, ik krijg het SD-kaartje uit de camera terug, we vertellen dat we een fantastische rit hebben gehad en moeten dan snel de bus in.

Na een tijdje in de bus vraagt Ronnie mij of ik de borg wel terug heb gekregen. Dat is niet het geval. We geven dat door aan Marc, die er achteraan belt. Niks aan de hand, we wachten in Riobamba bij een tankstation op Juan, die het geld alsnog overhandigt. Dan kunnen we het laatste stuk naar het hotel vervolgen. Marc waarschuwt ons voor het hotel, andere groepen vonden het niks, een spookhotel met slecht eten. Daar blijkt ons bij aankomst helemaal niks van. Er is zelfs wifi! We bekijken op de laptop de beelden van de helmcamera. Die stond het eerste stuk op de fotostand en door het voorovervallen heb ik nu 1500 foto’s van mijn helm. Maar van het laatste stuk heb ik wel videobeelden, alleen is toen de lens even met een vinger aangeraakt, waardoor er een witte vlek midden bovenin het beeld zit. Ook niet erg goed bruikbaar dus. Maar toch is een helmcamera wel iets om zelf aan te schaffen. Na de maaltijd, voor mij niet onaardig, Ronnie is er minder over te spreken, zien we Marcs vrouw en dochtertje, die vanuit Quito op doorreis zijn. We gaan naar onze kamer waar ik het reisverslag afmaak en op de website zet.

Zondag 17 november

Op iedere Djoser reis weet je dat er een keer echt op tijd uit moet. Hier in Ecuador is vandaag die dag. De wekker gaat om 4.15 uur. Ik ben echter al vanaf 2 uur wakker, waarschijnlijk omdat ik zo gefocust bent op het niet verslapen. Na het ontbijt gaan we snel op pad. We hebben een lange weg af te leggen naar onze nieuwe bestemming, Cuenca. Daar zullen we drie nachten blijven. Onze eerste stop is er eentje om foto’s te maken van een mooi kerkje in Balbanera. Op de achtergrond kunnen we Tungurahua (of was het de Chimborazo) nog zien. Het is nog vroeg, maar we zijn wel wakker als we door prachtige glooiende valleien met veel groen rijden. Af en toe kruisen we de spoorlijn van Quito naar Guayaquil, die al heel lang niet meer in zijn geheel in gebruik is. De regering schijnt hier weer verandering in te willen brengen. Aangezien er hier hoog in de Andes weinig echt vlakke gebieden zijn, zie je dat de akkers tegen de heuvels op aangelegd zijn. Een mooie lappendeken. Een iets grotere plaats die we passeren is Guamote. Op sommige ritten zie je de omgeving veranderen. Tegen de tijd dat we in Palmira zijn, is dat mooie glooiende landschap al veranderd in een ietwat rotsachtiger gebied. Hier ligt ook veel as van de vulkaan op de grond. Niet dat dat net gevallen is, hoor. Het maakt de grond wel vruchtbaarder. Na enige tijd rijden volgt de weg een gevaarlijke afdaling van 750 meter. Onze chauffeur Marco rijdt hier heel voorzichtig naar beneden, waar anderen in het verleden dat niet hebben gedaan en dat soms met hun leven hebben moeten bekopen. Op die plekken zijn blauwe hartjes op de weg geschilderd voor de gevallen slachtoffers.

De belangrijkste tussenstop vandaag is Alausi, waar een station staat en een treinrit ons in zeer korte tijd een flink stuk langs een steile helling naar beneden brengt om de Nariz del Diablo te zien, de Duivelsneus. Dit is een onderdeel van het traject Quito – Guayaquil, een stuk dat nog wel in gebruik is, maar alleen voor het toerisme. Marc is erop gebrand dat we hier op tijd aankomen, omdat hier zeker niet meer met de Franse slag gewerkt wordt, zoals in Baños. De trein zal stipt om 8 uur vertrekken, en we moeten nog onze tickets en paspoorten laten zien. Dat kan lang duren. Gelukkig valt het mee, zijn we er zo door en hebben we nog tijd om even rond te neuzen in de standjes in de hal. We spotten er een T-shirt dat ons allebei bevalt. Wel weer hetzelfde shirt, zouden we een tweeling zijn ofzo? Maar gelukkig hebben ze hem in twee verschillende kleuren. We fotograferen de trein van voor tot achter tot het tijd is om in te stappen. Soms wordt met wagons uit 1908 gereden, soms met nieuwe van slechts een paar jaar oud. Het verschil is dat de ramen open kunnen in de wagons die meer dan een eeuw geleden zijn gebouwd. We treffen het, onze ramen kunnen open. Tot een paar jaar geleden was het nog iets anders, toen mocht je op het dak gaan zitten. En dat drie of vier rijen dik naar de rand van het dak toe. Dat is heel lang goed gegaan, ondanks dat je langs ravijnen rijdt, is er nooit iemand afgevallen. Wel zijn er twee Japanners omgekomen door staand geraakt te worden door een kabel. Ze hebben het niet overleefd. Sindsdien mag je niet meer op het dak zitten. Op zich jammer, maar binnen zit het wel zo comfortabel. Waarom is dit ritje nu zo interessant? Niet zozeer vanwege de Duivelsneus zelf, maar vanwege de ingenieuze wijze waarop dit traject is aangelegd, de trein rijdt in een zigzagbeweging naar beneden en naar boven, dus eerst vooruit, dan stilstaan, wissel omgooien, achteruit rijden, na een tijdje weer stilstaan, wissel omgooien, en dan weer vooruit. Het uitzicht is natuurlijk ook niet onbelangrijk. En het gaat ook om de historie die erbij hoort, er zijn buitenlandse ingenieurs bij gehaald, en bij de aanleg van de spoorlijn op dit punt zijn een paar duizend werkers omgekomen, vanwege verlaat vallend gesteente bij het gebruik van dynamiet en vanwege ziektes. In eerste instantie zitten we op de stoelen, maar al snel staan we rond te kijken en hangen we met zijn allen uit de raampjes voor de beste foto’s en videobeelden.

Bij het station beneden zullen lokale danseressen ons in klederdracht opwachten, zo wordt ons verteld. Het station staat er wel, maar de danseressen zullen een feestje hebben gehad. De enige die we zien is een cowboy met een rood shirt en een witte hoed op een paard. Daarmee kun je dan op de foto. We maken wel wat foto’s, maar vooral van de trein en de grote rots die met veel fantasie op een neus lijkt. De naam Duivelsneus is vooral belangrijk omdat er zoveel mensen zijn omgekomen bij de bouw. Er is een museumpje waar we zien hoe alles tot stand is gekomen. In de restauratie van het station eten we een humita, een typisch Ecuadoriaans gerechtje. De locomotief is inmiddels aan de andere kant van de wagons gekoppeld, en we worden weer aan boord gemaand. Even stopt de trein vrij abrupt, omdat blijkbaar iemand zijn of haar (waarschijnlijk haar) tas is vergeten.

Weer boven kunnen we de lokale bevolking nog even aanschouwen alvorens we weer in de bus moeten plaatsnemen. Ronnie wil natuurlijk nog even een laatste mooie foto schieten en moet zich dan haasten om in de rijdende bus te springen. Van de ene historische site rijden we naar de andere: nu Ingapirca, een Inca nederzetting. Marc mag bij de gratie van de bewakers met ons naar binnen als gids. We zien vooral de fundamenten van een maantempel en een iets completere zonnetempel. Hier zien we ook hoe perfect de Inca’s de stenen op elkaar konden laten aansluiten. De zon werkt echter niet erg mee, we staan zo goed als in de nevel en op het eind druppelt het zelfs een beetje. We rijden verder door de vooral arme streek, en komen onder andere door het dorpje Guasuntos. In een ander dorp genaamd Zhud hebben we weer een plaspauze. De provincie waar we ons nu in bevinden heet Cañar, naar de Cañari indianen met kleine witte vilten hoedjes, die hier wonen. Ten slotte komen we aan in Cuenca. Ons hotel ziet er erg leuk en koloniaal uit, met drie achter elkaar gelegen binnenplaatsjes, waaromheen de kamers liggen op twee of drie verdiepingen. Na een opfrismoment gaat het grootste deel van de groep met Marc mee om in het restaurant Raymipampa te gaan eten. Hij heeft tot nu toe steeds goeie tips voor lekker eten, en ook vanavond stelt hij ons niet teleur!

Maandag 18 november

We kunnen weer een beetje uitslapen. Het ontbijt wordt voor ons vanaf 8 uur geserveerd. Of liever, het buffet is dan voor ons geopend. Voor ieder ontbijt is drie kwartier gerekend. Dat is genoeg om de broodjes, pannenkoekjes en omeletten met genoegen naar binnen te werken. Er staat voor ons maar een ding op het programma: een bezoek aan de panamahoedenfabriek van Homero Ortega. Bij binnenkomst zien we net een paar grote zakken onafgewerkte hoeden bezorgd worden. Marc loodst ons door het museum dat ook in de fabriek gehuisvest is. We leren dat heel veel vrouwen op kleine werkplekken buiten de fabriek de hoeden vlechten. Het is vooral het afwerken, in vorm brengen en in waterstofperoxide onderdompelen (twee keer vijf dagen) of kleuren, wat hier gebeurt. Dat vormen deden ze vroeger met strijkijzers en mallen. De mallen zijn er nog, nu niet meer van hout, en verder wordt een stoompers gebruikt. We zien foto’s van allerlei beroemde politici en filmsterren met panamahoeden op. De term panamahoed is overigens misleidend, de hoed wordt dus in Ecuador, en alleen in Ecuador gemaakt. Het zijn niet alleen maar de witte hoeden met een zwarte band (die overigens in vele formaten te koop zijn), tegenwoordig zijn er ook veel damesmodellen. De fabriek maakt ook tassen. We krijgen een drankje aangeboden met een klein beetje alcohol erin. Ik neem een paar slokjes en zet het dan weer snel weg. Niks voor mij. De rondleiding eindigt zoals gebruikelijk bij de winkel. De meesten van ons proberen een paar verschillende hoeden, maar lang niet iedereen koopt er eentje. Het kost wat tijd en moeite, maar toch verlaten we de winkel uiteindelijk. Dan is het tijd om Toon en Marthie gedag te zeggen, ze hebben een afspraak in een kliniek in de stad. Hopelijk verloopt dat voorspoedig en kunnen ze de reis daarna samen met ons vervolgen.

De bus rijdt ons naar het hotel, waar we even kort verblijven om dan samen met Franҫois, Marleen, Trees en Chantal de stad te gaan verkennen. Ook hier is er een oud en een nieuw deel. In het oude deel staan heel, heel veel kerken en een grote kathedraal met blauwe koepels. In deze kathedraal kunnen zo’n 10.000 mensen. De inwoners van Cuenca zijn heel gelovig. Veel huizen in de straten hebben mooie balkonnetjes. Vanaf het Abdon Calderonplein lopen we naar de Tomebamba rivier. We stuiten op een ietwat eigenaardig pand, met de naam Sumaglla. Dit blijkt een antiquariaat te zijn. De eigenares is een oud dametje dat ons vertelt dat we voor twee dollar per persoon haar huis mogen bekijken. De rondleiding begint bij de patio, waar een trap ons naar de eerste verdieping brengt. Is die patio al kleurrijk, boven zien we een bonte verzameling aan van alles en nog wat. Antieke strijkijzers, dito Singer naaimachines, foto’s van familie en vrienden. In een andere kamer zijn wandschilderingen te zien en heeft ze voorwerpen uit Spanje, Frankrijk en Nederland (delfts blauw met molentjes, jawel). Op een oude kist ligt de vacht van wat ooit een puma moet zijn geweest. In de laatste kamer die ze ons laat zien mogen we geen foto’s maken, waarom is me niet duidelijk. Ze vertelt ons in een beetje Engels maar vooral Spaans over de musea hier. Het kost ons ook hier enige moeite om weer naar de uitgang te geraken. Als we haar eindelijk hebben bedankt en afscheid hebben genomen, staan we weer buiten. We lopen de trap af naar de rivier. Daar zien we een oud indiaans vrouwtje de was doen in de rivier en haar kleren in het gras op de oever te drogen leggen. Ik stop met filmen als blijkt dat ze zichzelf ook nog gaat wassen. We lopen langs de rivier en slaan weer links af een trap op. Halverwege vinden we hier de Wunderbar. Een Duitser heeft hier een aantal jaren geleden het concept café-restaurant geïntroduceerd. Walter en Christiane zitten er buiten te lunchen en wij volgen hun voorbeeld. We zien een paar kolibri’s en andere vogeltjes. Tijdens de lunch wordt het bewolkter en frisser. Een thee of koffie gaat er ook nog wel in, maar die nuttigen we toch liever binnen. Het toilet is bedoeld voor kabouters, een Europeaan moet zo’n beetje acrobaat zijn om er gebruik van te maken.

Eenmaal buiten slaan we een paar keer links af en rechts af. Zo komen we bij Libri Mundi, een boekhandel. We zijn zoals altijd op zoek naar een mooi fotoboek van het land. Ik vind er eentje in plastic. Ronnie wil die ook wel, maar het enige andere exemplaar is niet in plastic verpakt en vuil aan de achterkant. We kunnen die echter ook op het vliegveld in Guayaquil kopen, vertelt men ons. Ik zie nog een aardig kerkje in de verte, dat aan een pleintje met een fontein staat. We kunnen er drinkende en badende duiven zien. Er is een klein meisje dat de duiven wil begroeten. Die zijn daar echter niet zo happig op en verdwijnen. Wij doen hetzelfde, met een kleine omweg terug naar het hotel. ´s Avonds eten we bij bij Mangiare, een Italiaans restaurant dat gerund wordt door een Argentijns-Italiaanse familie, bestaande uit een vader, moeder, broer en zus. Op de vader na zien we ze allemaal. Hier zouden we normaal gesproken ook in het bijbehorende hotel overnachten, maar dat zat al vol. Marc hoopt op goed weer morgen bij de wandeltocht door het merengebied van Las Cajas. Ronnie en ik beloven hem dat. Gezien het feit dat we op reis bijna altijd mooi weer hebben, waar we ook op vakantie gaan, zou dat geen loze belofte moeten zijn.

Dinsdag 19 november

Vanuit ons hotel gaan we met de bus naar het Nationale Park Las Cajas, het kleinste dat Ecuador rijk is. Over rijk gesproken, Cuenca is een stad met heel veel welvaart, veel mensen bevinden zich in de middenklasse. Onderweg naar het startpunt van onze wandeling van vandaag zien we op de andere berghelling de oude handelsroute van de Inca’s van Cuenca naar de kust. Op het programma staat een prachtige wandeltocht door het merengebied, dat 230 meren telt en nog veel meer plasjes en poeltjes, op 4000 meter hoogte. We wandelen langs een aantal van die meren, zien papierbomen, genieten van schitterende uitzichten. Het is inderdaad goed weer, zoals we Marc hadden beloofd. Er zijn twee groepen gevormd, de eerste moet snel lopen van Denison, de gids. Onze groep onder leiding van Christiano, de groep met de fotografen, doet er iets langer over. Kleine bloempjes en weidse vergezichten worden voor de eeuwigheid vastgelegd. We komen door een Quinoa bos en stoppen op een uitkijkpunt. Dan gaan we weer verder, ook onze gids wil graag op tijd terug zijn, rechts langs een paar meren. Wij als groep willen echter het liefst bij ieder nieuw bloemetje en ieder nieuw uitzicht ons ding doen. We raken bijna verdwaald, als de gids iets te ver vooruit loopt. Gelukkig hebben wij Marc mee, hij kent de route. Na 3,5 uur treffen we Chantal en Trees, die na een kort stukje terug zijn gelopen naar de bus en die ons vanaf het eindpunt een stukje tegemoet zijn gekomen.

We rijden een paar honderd meter naar een wegrestaurant. Eerst de wc’s maar weer eens opzoeken. Het zal wel aan de hoogte liggen. Op het menu staat forel en een rijk gevulde kippensoep. Wat heet, we treffen de kip er nog bijna intact in aan. Marc en Ronnie zijn tijdens de wandeling aan de praat geraakt over het feit dat Toon en Marthie niet meer naar Galapagos gaan, Marc heeft gezegd dat de reisagent in zo’n geval nog maar 25% van het oorspronkelijke bedrag terug krijgt. En zo wordt het idee geboren om te proberen onze vakantie te verlengen, waarbij Ronnie en ik hun plek innemen. Dan kunnen wij een flinke korting krijgen, en heeft de reisagent toch nog meer inkomsten dan in de huidige situatie. Daarvoor moeten we allebei wel even naar het werk bellen om te vragen of we langer weg kunnen blijven. Ronnie hoort direct al dat dat kan, ik krijg morgenvroeg een mailtje.

Terug in Cuenca wandelen we door de het oude deel van de stad, nu zonder Marleen want die voelt zich niet goed, naar een cafetaria voor een drankje. De rest van de middag brengen we door op onze kamer. We eten deze keer zonder Marc, die samen met chauffeur Marco naar het ziekenhuis is gegaan met kaartjes en bloemen van de groep. Wel heeft hij ons weer een tip gegeven, restaurant Eucalyptus. Ergens vandaag heb ik toch iets gehad wat niet goed is, want mijn darmen beginnen op te spelen.

Woensdag 20 november

Om 5 uur ben ik definitief wakker, ik ben dan de afgelopen nacht al vaak naar de wc geweest, zal inderdaad iets met de lunch te maken hebben gehad. Er is echter ook goed nieuws: ik heb een mailtje ontvangen dat ook ik langer weg mag blijven van mijn werk. De boodschap is: neem het ervan, zo’n kans krijg je niet weer. Nu is het alleen nog afhankelijk van de KLM. Als die voor een schappelijk bedrag onze vlucht willen omboeken, nemen we de deal aan. Dat is nog even afwachten, Marc is druk in de weer met zijn telefoon, terwijl de bus ons naar de pas Tres Cruces op 4167 meter brengt. Onderweg maken we een fotostop naast een bord ‘Verboden te stoppen’. Vanaf het hoogste punt kun je in 1,5 uur afdalen naar zeeniveau. Wij doen er iets langer over, omdat er onderweg ook weer van alles te zien is en we dat ook graag voor het thuisfront (en voor onszelf natuurlijk) vastleggen. De uitzichten zijn spectaculair, het zijn de laatste stukken Andes die we tijdens onze vakantie te zien krijgen. Eenmaal op het vlakke land, op om en nabij zeeniveau rijden we via de plaats Jesus Maria naar Quayaquil. Op dit vlakke land leeft weer een andere bevolking, wat volgens Marc veel minder hard werkt dan hun landgenoten in de hooglanden. Er wordt veel cacao, bananen en rijst verbouwd. Quayaquil is een echte miljoenenstad. Het is ook een havenstad met heel veel bedrijvigheid, en er is zoals we zien een grote invloed van de Verenigde Staten. Sommige wijken zou je zo in Miami, Florida terug kunnen vinden, al moet gezegd worden dat de afwerking ook voor de rijksten nog wel iets te wensen over laat.

We eten in een super-de-luxe shopping mall, zoals we die gewend zijn in de Verenigde Staten (alweer) tegen te komen, en waar we worden begroet met een enorme nepkerstboom. Ik kan me ook niet voorstellen dat een echte naaldboom het hier lang zou uithouden, het is buiten 33 graden. Zweten voor ons, want we waren hoog in de Andes hele andere temperaturen gewend, die meestal zo’n 10 graden lager lagen. In de Food Court vinden we Carl Jr’s, Subway, Pizza Hut, dat soort zaken. Wat we nog net niet zien zijn Burger King en McDonald’s. Maar misschien zitten die in het niet minder super-de-luxe winkelcentrum naast het gebouw waar we ons nu in bevinden. Ik bestel bij Carl Jr’s twee hamburgervarianten plus frietjes, waarop de verkoopster zegt dat dat wel heel grote maaltijden zijn. Voor mij een teken om toch maar even aan te geven dat de ene voor mij is en de andere voor Ronnie. Voor ons drinken krijgen we een beker mee, waar zo 1,5 liter in kan, en die we dan ook maximaal tot de helft vullen. Na het eten zoeken we naar een fotoboek voor Ronnie, maar ook hier komen we niet verder dan een exemplaar dat niet in plastic is verpakt. Terug in de bus heeft Marc nieuws wat de KLM betreft, die willen 1700 dollar per omgeboekt ticket hebben. Daarmee is onze mogelijke verlenging op de Galapagoseilanden een afgesloten hoofdstuk. Helaas…

Van de dure omheinde wijken rijden we naar sloppenwijken. Ook daar zijn wat initiatieven voor sportvelden. Maar ook zien we overal veel vuilnis. Marc wijst ons op de oude en nieuwe gevangenis rechts van de weg, met veel personen in een cel en met een gat in de grond als wc. Wegblijven dus! Van Guayaquil rijden we richting Manta. Het is een omweg, maar Marc heeft daar een paar redenen voor: anders is de rit van Puerto Lopez naar Guayaquil hetzelfde als op de heenreis, en er valt weer een heel ander Ecuador te ontdekken. De landbouw wordt hier heel anders bedreven dan in de Andes, hier zie je eigenlijk voor het eerst machines als tractoren en irrigatiesystemen op wielen. We komen door kleine armoedige dorpjes en dorre landschappen. Ze hebben hier al zeven maanden geen regen gehad. De eerste twee baobab bomen worden gespot, daarnaast koeien die hier hetzelfde zijn als in India, wegens het klimaat. Het Friese stamboekvee gedijt hier niet zo, meer dan een paar zien we niet. Net voor het dorpje Jipijapa stoppen we langs de kant van de weg voor foto’s van een grote groep zwarte gieren. Over een pas op circa 600 meter hoogte verandert het dorre landschap weer in mooi groen, maar dat is van korte duur. Hoe dichter we bij de kust komen, hoe meer de camera´s gereed worden gehouden om de eerste blikken op de Stille Oceaan vast te leggen. Nog maar een klein stuk, eerst naar Puerta de Cayo en dan Puerta Lopez, door het Nationale Park Machalilla.

Het hotel ligt helaas buiten het dorp, maar is wel heel erg leuk gesitueerd. De vorige groepen waren ontevreden over het hotel in Puerta Lopez zelf. Mooier dan het hotel dat we daarvoor in de plaats hebben gekregen, kan het haast niet worden, dus in zoverre zijn we er wel blij mee. Onze kamer heeft twee queen-size bedden en twee eenpersoonsbedden, een zithoek, een ruime badkamer en een terras met twee hangmatten. Maar even spontaan het dorp in, is er op deze manier niet bij, dan moet je met de bus of een motortaxi, en ben je zo 15 tot 20 minuten verder. Omdat we de hele dag al in de bus gezeten hebben, besluiten we massaal het avondeten in het hotel te nuttigen. Er wordt gelachen om het feit dat het grootste deel van de groep kip of ander vlees wil, aangezien aan de kust de beste visgerechten voorhanden zijn. We drinken naderhand nog wat, terwijl het personeel allang naar huis is. Dan is het ook voor ons welletjes geweest en kruipen we onder de klamboe voor een goede nachtrust.

Blue Hotel

Donderdag 21 november

We hebben nu een soort vakantie binnen de vakantie. We slapen drie nachten in de Azuluna eco-lodge in Las Tunas en iedere dag kunnen we een kwartier later opstaan. Vandaag om kwart over zeven, morgen om half acht en zaterdag, als we weer vertrekken om kwart voor acht. Ik moet wel zeggen dat het hotel een hoop goedmaakt van de voor de rest wat troosteloze omgeving rond het vissersdorpje Puerto Lopez. Wat een verschil met het majestueuze Andesgebergte. We hebben voor de verandering weer een wandeling op het programma staan, zonder gids deze keer, dat hoeft in het Nationale Park Machalilla en over het algemeen verder in deze omgeving niet. We hebben wel Marc mee, die kan ons ook prima vertellen waar we heen gaan, wat we te zien krijgen en hoe we moeten lopen. Hij stelt voor in drie groepen te gaan lopen, omdat je in een grote groep wat minder kans hebt om vogels te zien, zeker als je achteraan loopt en de fotografen voorin de groep de beestjes al hebben weggejaagd. Ronnie en ik zitten in de eerste groep. Helemaal intact blijft die niet, zelfs bij een grootte van zes personen is er een verschil in snelheid en de behoefte foto’s te maken. Na een paar hagedisjes en kleine vogeltjes zien we bij het eerste uitkijkpunt, met uitzicht op een baai, een paar pelikanen zitten. Diverse andere grotere vogels scheren door de lucht. De temperatuur doet ons weer goed zweten. Terwijl alle drie de groepen weer bij elkaar staan bij het uitkijkenpunt vertrekken wij weer voor de volgende etappe van deze wandeling, nu met z’n tweeën. Dat gaat al een stuk makkelijker, geen gepraat en geklik van andere camera’s. Ronnie heeft gisteren tegen enkele anderen gezegd dat overmatig geluid (zeker gebliep van camera’s) storend is voor de film, en dat krijg ik nu regelmatig van een grappende Franz te horen. Het pad leidt nu naar een tweede baai, waar de eersten al zijn omgekleed om te gaan zwemmen. Wij doen hetzelfde. Ik vind het ook altijd wel leuk om zo’n zwemmoment in de film op te nemen, dus ik zet de camera op een mooi plekje neer waar het een goed overzicht heeft van de hele groep en de baai. Vervolgens huppel ik het water in en ga een stukje zwemmen. Op een gegeven moment draai ik me om en zie ik dat Gabi zich heel discreet heeft omgedraaid om zich met de rug naar de groep om te kleden. Helaas staat ze daarmee pontificaal voor de camera! Ik roep nog van een afstand in zee dat ze ergens moet gaan staan, maar dat hoort ze niet. Pas een stuk later krijgt ze van de anderen door en gaat ze snel opzij. Hopelijk was ze discreet genoeg. Als ik later uit het water kom krijg ik het natuurlijk uitgebreid te horen, de grappen zijn niet van de lucht. Op mijn blote voeten loop ik over de glibberige rotsen richting enkele krabben die welwillende voor de camera poseren. Ik ben net aan het inzoomen als Marc roept dat we over enkele minuten vertrekken. Hmm, weer onnatuurlijke achtergrondgeluiden bij mooie natuurbeelden. Jammer.

Het volgende stuk is eerst naar een andere baai genaamd Playa Turtugo, daar lopen we langs de vloedlijn en komen een rare schedel tegen, we kunnen niet echt identificeren wat voor beest dit is geweest. Na de baai gaat het heuvelopwaarts, weer een stuk klimmen. Hebben we de Andes achter ons gelaten, helemaal vlak is het hier toch niet. Maar wel de moeite waard, we komen namelijk uit bij een mirador (uitkijkpunt) die zowel uitzicht biedt op de baai achter ons, als op de volgende baai, die geldt als de mooiste in de regio. Je kunt hier in ieder geval ook prima zwemmen. Was het eerder op de ochtend nog lichtelijk bewolkt, prima voor tijdens de wandeling, nu breekt de zon door. Perfecte timing, we genieten ervan terwijl we op de golven dobberen. Ik heb wel weer even gefilmd, maar daarbij nu goed opgelet dat niemand zich meer in beeld aan het omkleden is. Na een tijdje zonnebaden is het echt voorbij. Naar de bus lopen is een kwestie van minuten, vervolgens kost het nog een half uur voor we weer bij het hotel zijn om ons even op te frissen en klaar te maken voor de middag. Tegen halftwee zijn we in Puerto Lopez beland. We stoppen eerst bij een restaurantje voor een lunch. Dit verloopt redelijk chaotisch, een duidelijk volgorde in wie wanneer wat krijgt, is niet te ontwaren. Maar uiteindelijk, na veel vijven en zessen, heeft toch iedereen zijn hapje en drankje. Ik drink deze vakantie diverse fruitdrankjes: nu een meloen sap. Smaakt prima. Om vanavond toch iets gemakkelijker en sneller aan ons eten te komen, heeft Marc een A4-tje gemaakt, waarop we onze naam en bestelling bij het restaurant twee panden verderop kunnen plaatsen. We verkennen het dorpje. Veel is er niet te zien, wat strandtentjes, met strandstoelen en hier en daar een hangmat en elkaar overstemmende muziek. Aan het eind vinden we hotel Mandala. Hier staat een soort richtingaanwijzer met allerlei plaatsnaamborden die de afstand en richting aangeven. Zo is Amsterdam dik 9.000 kilometer verderop. Doet het altijd goed. Ook heeft men hier een skelet van een walvis in elkaar gezet. En dat is het eigenlijk wel. Op de weg terug vinden we diverse dode vissen op het strand, waaronder kogelvissen. We zoeken een strandtent met stoelen en rustige muziek voor een drankje of twee. Later voegen Wim, Erna, Manja en William zich bij ons. Zo brengen we een uurtje of twee door. Als aan het begin van de avond de lichten op het strand worden aangedaan, komen we in de benen en willen we betalen. Dat gaat redelijk goed, totdat de barman zegt dat er nog een biertje en een mojito betaald moeten worden. Wij zijn ervan overtuigd dat iedereen alles heeft betaald, als zij niet kunnen rekenen is dat hun probleem. We steken de straat over naar restaurant Carmita, melden ons als Gruppo Marco en krijgen een lange tafel voorin de zaak. We eten bijna buiten, maar dat kan prima, het is goed weer. Nu zien we het voordeel van het reserveren met een specifieke bestelling, dit gaat hartstikke snel, zo’n groot verschil met de lunch, we weten niet wat ons overkomt. Zo zijn we ook weer vlot terug in de lodge. Ondanks het vroege uur gaan de meesten toch vlot naar hun kamer. Wij ook, maar ik blijf nog tot half elf aan het typen, zodat het nieuwe reisverslag morgenvroeg online kan.

Vrijdag 22 november

Vandaag start het ontbijt om half acht. Ik zit dan echter al een uur met de laptop in het restaurant om de foto’s te uploaden en de tekst op de dutchies site te zetten. Vooral die foto’s nemen wat tijd in beslag, het zijn er dan ook 66 deze keer en de verbinding is niet ontzettend snel. We hebben in Cuenca weer fotoruimte bijgekocht. Ik ben in de tekst compleet vergeten Ingapirca te noemen, dus dat voeg ik nog snel even toe. Ondertussen komen de anderen binnendruppelen, die zien dat ze een berichtje hebben gekregen over ons reisverslag. Maf idee, zo. Vroeger kostte het maken van een reisverslag een stuk meer moeite, dan moesten we in een internetcafé de tekst schrijven en daarna de foto’s uploaden. Als de verbinding dan echt slecht was kon het gebeuren dat de foto’s pas later aan het verhaal konden worden toegevoegd. Dat gaat nu gelukkig een stuk beter. We starten vandaag na het ontbijt met een bezoekje aan de vismarkt in Puerto Lopez. De vissers leggen hun gevangen waar, klein en groot, op het strand of op een tafel. Een visser heeft zijn vangst, twee merlijnen en nog een iets kleinere vis, nog op de boot liggen, dus moeten geïnteresseerden door het water waden. Een halfuur lopen we hier rond, ik heb het gevoel dat ze ons maar rare, lange figuren vinden, die een beetje rondhangen op hun werkplek. We lopen naar de pier voor onze volgende afspraak. Het plan is om met de boot naar Isla de la Plata, Zilvereiland, te varen. Dat duurt ongeveer een uur. We moeten voor we aan boord gaan onze schoenen uitdoen en krijgen daarvoor in de plaats reddingsvesten terug. De bemanning bestaat uit kapitein Hanibal, gids Alegria en en nog een maatje. Ik voel me vanochtend niet optimaal, dus een pilletje tegen de zeeziekte zou wel handig zijn. De pillen die ik heb gekocht zitten echter in mijn andere broek. Handig! Gelukkig heeft Erna er wel eentje voor me, en ook eentje voor Ronnie. Het blijkt niet echt nodig, de zee is uitermate kalm en de kapitein voert de snelheid zodanig op dat het net voelt als in de bus. Comfortabel genoeg om in te dutten, tot hilariteit van de anderen. Gek genoeg kan ik werkelijk overal in slaap vallen, maar in een vliegtuig kost dat toch echt moeite.

Bij het eiland aangekomen, zien we een paar schilpadden zwemmen. We moeten een klein stukje door het water om aan land te komen. Daar krijgen we de schoenen terug en kunnen we naar de wc voordat Alegria ons de opties laat zien voor wandelingen, die in lengte variëren. Er zijn vijf routes, maar de meest westelijke mogen we niet lopen, omdat daar door bijzondere vogels genest wordt en het meest oostelijke stuk is defniitief off-limits, die route wordt helemaal niet meer gebruikt. Maar eerst moeten we 15 minuten wachten totdat de groep voor ons ver genoeg vooruit is, zodat we elkaar niet in de weg zitten. Dat doen we wel binnen de groep zelf, ten eerste valt Chantal af omdat de eerste 800 meter al zo zwaar bergop zijn, dat ze graag een korte route loopt, terwijl alle anderen graag de langste route lopen. Chantal mag niet alleen lopen, dus blijft ze achter. De voorsten in de groep vinden dat het tempo wel hoog kan zijn, terwijl anderen juist de tijd willen nemen om mooie plaatjes te schieten. Hoewel Alegria zegt dat we na de eerste baluwvoetgent nog veel meer zullen aantreffen, maar dat weerhoudt ons er niet van die eerste massaal te fotograferen. Het beestje raakt er vast flink van in de stress. Het maffe is dat deze vogels de wandelpaden hebben overgenomen, omdat ze een vlak stuk willen om hun eieren te leggen en er te broeden, en een deel van het pad gebruiken als start- en landingsbaan. Het gevolg is dat de menselijke bezoekers regelmatig een stukje van het pad afmoeten om om die nesten heen te lopen, terwijl de jan-van-genten ogenschijnlijk rustig, maar ons met argusogen bekijkend, op hun nest blijven zitten. En inderdaad, we treffen er nog veel meer aan, ouders met eieren maar ook met jonge, donzige exemplaren. Die lijken al snel groter dan hun ouders.

Het eiland zelf is momenteel net zo droog als sommige stukken die we op het vaste land hebben aangetroffen. Over een maand moeten de beheerders hier echter weer met de machete aan de gang om de paden vrij te maken. Behalve de blauwvoetige varianten (in het Engels blue-footed boobies; goedkope grappen op T-shirts liggen voor de hand) vinden we er ook een van de Nazca familie. Daarnaast zien we fregatvogels in groten getale in een boom zitten. Kun je nagaan wat je wel niet op de Galapagoseilanden kunt aantreffen. Maar helaas, dat is binnen onze groep alleen voor Wiebe en Henk weggelegd. Na weer een pittige klim (houdt het dan nooit op?) treffen we Chantal weer aan op ons beginpunt. We dalen met z’n allen af naar de waterkant, trekken de schoenen uit en gaan weer aan boord voor een smakelijke lunch. We zien de schildpadden nu ook boven het wateroppervlak uitkomen, omdat er wat te eten op het water drijft. Na een klein stukje varen mogen we zelf ook het water in om te snorkelen. Ik duik als eerste de koele zee in, maar met zoveel waterverplaatsing dat Walter en Christian zelf al bijna niet meer het water in hoeven. Excuses! Vlakbij de rotsen zijn stukken koraal te zien, niet zo heel spectaculair, maar toch. De scholen vissen die met de stroming heen en weer gaan zijn meer de moeite waard, en dan ontdek ik een grote zeeschildpad. Ik volg hem een tijdje tot hij een schuilplaats op de bodem vindt. Ronnie maakt onderwaterfoto’s en een video met de camera van Trees. Ik schat dat we er volgend jaar zelf eentje mee hebben. We worden weer aan boord gefloten, de beide buitenboordmotoren brullen erover als we koers zetten naar het vasteland. Tegen kwart voor vijf staat Marc ons op de pier op te wachten. In het hotel is het weer douchen geblazen en doe ik de fooien in twee nette enveloppen. Als penningmeester is het ook mijn taak om wat dankwoorden uit te spreken naar Marc en Marco. Die schrijf ik op de telefoon, improviseren voor een groep is niks voor mij, ik zou niet iets willen vergeten.

We eten in het hotel. Ook hier geldt dat als je daarvoor een tijd afspreekt en van tevoren een keuze hebt gemaakt, dat het dan heel snel gaat. De kip smaakt goed. Anderen nemen zeevruchten in een bamboestok. Als Marc eindelijk zijn eten op heeft, neem ik het woord. Ik bedank Marco dat hij onze veiligheid in het oog heeft gehouden en dat we niet als blauwe hartjes op het asfalt zijn geëindigd. Marc vertaalt ondertussen mijn speech voor Marco, en daarna ook de dankwoorden van Marco aan de groep. Dan is Marc zelf aan de beurt. Ik peper hem even in dat hij wel erg vaak lovend was over president Correa. Daar wordt hartelijk om gelachen, ook door Marc. Ook hij bedankt de groep, we hebben mede dankzij het mooie weer zijn ‘rondje om de kerk’ weer bijzonder voor hem gemaakt. Vervolgens nemen we nog een paar drankjes en geven elkaar tips over volgende reizen. Voor een vlotte aftocht morgen betalen we onze rekening bij de receptie alvast en gaan dan naar bed. Onderweg nemen we een foto van een bloem die blijkbaar alleen ’s nachts bloeit. De belichting wordt verzorgd met behulp van twee telefoons. Waar die dingen al niet goed voor zijn.

Zaterdag 23 november

Het eerste deel van onze rit naar Guayaquil rijden we naar het zuiden, langs de kust. We komen langs Motanita, een surfer’s paradise in Ecuador, met de gebruikelijke groepen jongeren die graag recreational drugs gebruiken en zoals Marc zegt, de middenklassers uit Gauyaquil die zich daar ook graag in mengen. De plaatsnaam Manglaralta verwijst naar de hoge mangrovebomen, die ironisch genoeg bijna allemaal zijn verdwenen vanwege de aanleg van garnalenkwekerijen. Monteverde is een plaats die in heel Ecuador bekend staat om zijn tonijn. We zien ook een hele lange pier, die het gemakkelijker maakt voor tankers om LPG te transporteren. Bij San Pablo voert het toerisme juist weer de boventoon. We zien restaurantjes langs het strand en worden door mannen langs de weg met menukaarten in hun handen naar hun baas gelokt, wat niet lukt, we hebben nog een lange weg af te leggen. Een van de restaurants heet Teresita, vrij vertaald Tresie. We buigen af naar het oosten en zien de Stille Oceaan niet meer terug. Men is erg arm hier, maar onder president Correa (Marc laat zich niet kisten) is het percentage van de mensen onder de armoedegrens gedaald van 60% naar 28%. Na een stop bij een tankstation in San Pablo vervolgen we de hoofdweg naar Guayaquil. We moeten nog 1,5.uur tot stadsgrenzen. Het is duidelijk dat we de stad naderen, we komen meer faciliteiten en parken en ook een golfbaan tegen. In de stad zelf wordt het pas echt druk, tot vervelens toe. Waren we na drie weken net gewend aan rust en relatieve stilte, hier is dat compleet anders. We komen soms nauwelijks vooruit. Marc geeft aan dat hier vooral de mensen uit de sloppenwijken hun inkopen doen en we uit moeten kijken als we hier gaan rondlopen, zeker wat dure camera’s betreft. Ook zouden we onze paspoorten en grotere sommen geld in een kluisje in het hotel moeten achterlaten. Als we eenmaal bij het hotel aankomen moeten we direct al afscheid nemen van Marco. Hij zal morgenvroeg met Marc Wiebe en Henk naar hun vliegtuig brengen, wij zullen zondag met een shuttledienst naar het vliegveld worden gereden. We hadden het graag anders gehad, maar het zij zo.

De lobby van het hotel is klein, in de kamers is het warm en van kluisjes is in de meeste kamers geen sprake. Dan de spullen maar in Ronnies tas, daar zit een slot op. Voor de lunch gaan we met ons zessen naar het nabij gelegen Palace Hotel. Marc verzorgt voor het merendeel van de groep een guided tour te voet door de stad, te beginnen met een parkje met een standbeeld ter ere van de grote Zuid-Amerikaanse bevrijder Simon Bolivar. De grote publiekstrekker is echter een grote schare leguanen, die hier wonen. Buiten het parkje komen ze ogenschijnlijk niet, dat kan komen doordat ze iedere dag sla of andijvie gevoed krijgen. Behalve op het pad en het gras zitten ze ook in de bomen, en daar moeten we voor uitkijken, want ze laten grotere klonten poep achter dan de duiven met wie ze de takken delen. Natuurlijk zien we ook hier een kathedraal. Deze is nu echter niet toegankelijk voor het publiek. We trekken langs een paar grote gebouwen, het stadhuis en het provinciehuis, en steken de weg over de Malecon 2000, de boulevard die door het stadsbestuur is aangelegd voor de arme bevolking. Het is hier wellicht niet president Correa geweest, maar we zien wel eenzelfde beweging om de slechter bedeelden betere kansen te geven. Er is een winkelcentrum, die ook op zondag open is en waar ik een poloshirt hoop te scoren. Een rondvaartboot in de vorm van een piratenschip met de naam Captain Morgan laat je een deel van de stad zien vanaf de rivier. Wij lopen echter verder, naar het eind van de Malecon en de wijk Las Peñas. Dit was ook een afgeschreven sloppenwijk, maar sinds begin 2000 wordt de arme bevolking gestimuleerd om de huizen en gebouwen op te knappen en zelf barretjes en restaurants te beginnen. Aangezien de wijk tegen een heuvel aanligt, moeten we traptreden oplopen om ergens te komen. Na een dikke 100 treden willen we een terrasje pakken. Het duurdere, meer luxe terras is nog dicht, het personeel dat er wel is, is niet in ons geïnteresseerd. Dan pakken we het terrasje ertegenover wel. De bewoners hebben hun huis echt omgebouwd tot bar. We zien buiten zelfs een magnetron onder de trap naar de bovenverdieping. Bier hebben ze wel (al is het het goedkope Braziliaanse merk Brahma), maar voor een frisdrank lopen ze een stukje verderop om het bij iemand anders te kopen. Het grappige is dat Marc overal heel hartelijk onthaald wordt en hij ook heel enthousiast terug doet. Heel echt en mooi om te zien.

Na ons drankje nemen we de overige van de 440 treden om boven bij het vuurtorentje aan te komen. Dat gaat om zes uur, net voor onze neus dicht. Maar twee dames die voor ons bij de ingang staan smeken net zo lang tot ze toch nog naar binnen mogen, en Wim , Erna, Ronnie en ik met hen. Mazzeltje. Het uitzicht is nog net iets mooier vanaf de overloop. We hebben uitzicht over een groot deel van de stad en de rivier en het nog onontgonnen gebied aan de overkant. Dat wordt nog ontwikkeld als park voor de arme bevolking. Ze pakken het hier wel goed aan. Als we weer buiten staan wordt de deur definitief gesloten en kunnen we nog net de ondergaande zon boven de stad achter de wolken zien verdwijnen. Naar beneden is net als de afgelopen drie weken een stuk makkelijker dan naar boven. Terug bij het hotel lopen we direct door naar een ander hotel, waar we dineren. Onze laatste avondmaal met Marc, en met Wiebe en Henk. Zo aan het eind van een vakantie heeft dat altijd een beetje een sneu effect, onze tijd in dit prachtige land zit er bijna op. In het hotel nemen we afscheid van Marc en Wiebe en Henk. Trees, Marleen en ik willen hen morgenvroeg om 6.15 uur uitzwaaien, maar dat weten ze nog niet.

Zondag 24 november

Drie weken lang word ik ergens tussen vijf en zes uur wakker, zonder wekker en zonder problemen. Maar vandaag verslaap ik me zowaar. In plaats van om 6.15 uur de andere uit te zwaaien bevind ik me nog in dromenland. Pas om 6.45 uur word ik wakker. Om half negen treffen we elkaar weer voor het ontbijt. Trees zegt dat ze nog heeft zitten twijfelen om me via de telefoon te wekken, maar heeft dat niet gedaan. Nou ja, helaas. Het wordt een wachtdag, we kunnen nog wel een beetje rondlopen, maar we gaan geen uitgebreide excursies meer doen. We zien het park met de leguanen weer, lopen nogmaals naar de Malecon, waar het winkelcentrum om 10 uur open is gegaan. Er zijn genoeg polo’s te koop, maar allemaal niet mijn smaak. Ronnie kan er ook geen mooi T-shirt vinden. We zien trouwens waarom het gisteren zo druk was op de boulevard met muziek en andere activiteiten: de intocht van de kerstman. En dat is geen grapje! Een milkshake later dolen we verder door het winkelcentrum en slenteren we over de boulevard. Bij een glijbaan gaan we in de schaduw zitten kijken naar de mensen die rondlopen en de kinderen die vertier maken. Rond het middaguur nemen we weer plaats aan dezelfde tafel van het Palace Hotel als gisteren voor weer een prima lunch en voor de laatste keer een jugo de melon (meloensap) voor mij. Vlak voor twee uur nog een keer douchen en dan de spullen naar de receptie sjouwen. Jammer dat we de kamers niet mogen aanhouden tot vijf uur. Bij de receptie is geen plaats voor onze tassen, alles moet maar naar de kamer van François en Marleen. We nemen weer plaats in het parkje tussen de leguanen en gaan weer mensen zitten kijken. Er zijn vast interessantere manieren om deze laatste dag door te brengen, maar we vinden het wel goed zo. Niets meer doen, vooral niet gaan zweten, want we hebben nog een hele avond en nacht in het vliegtuig. Om half vijf verzamelen we weer in de lobby, in afwachting van de shuttlebus. Er arriveert wel eentje maar die lijkt ons te klein voor zowel ons als onze bagage. Maar dan zien we een tweede busje, het blijkt dat die onze bagage meeneemt. Ze maken er nog net geen race van wie als eerste het vliegveld bereikt, komen in ieder geval tegelijk aan.

Onze boarding passes worden massaal afgedrukt, waarna we in de (verkeerde) rij wachten tot we onze bagage kunnen inchecken. Er zijn zes balies, maar om de een of andere reden kunnen de mensen in onze rij maar bij een balie terecht, terwijl andere de twee andere rijen de andere balies ter beschikking hebben. Gelukkig komt daar verandering in, maar dan zijn wij al bijna aan de beurt. Mijn tas blijkt te zwaar, hij weegt 24,5 kilo. Dat was 17,5 kilo op de heenreis. Er zit wel een fotoboek in, maar voor de rest vind ik het verschil wel groot. Mijn badhanddoek is nog niet helemaal droog, dat scheelt ook. De dame die hem incheckt geeft me een waarschuwing, maar de tas mag mee. Later kom ik erachter dat ik er ook nog flesjes water en frisdrank en koekjes en chips in heb zitten. We doorlopen de winkels op het vliegveld, maar behalve een T-shirt voor mij scoren we niet echt meer. Ronnie vindt het fotoboek nog bij twee winkels, maar in beide gevallen is dat het enige aanwezige exemplaar en is het niet in plastic verpakt. Hoe verzinnen ze het? Na de immigratiedienst en verdere controles wachten we bij de gate. Ronnie schrijft het ISBN-nummer van het boek in de winkel op en ik ga kijken of ik dat niet via Bol.com of Amazon.com kan vinden. Dat blijkt niet het geval. Wel krijg ik een hit bij de site van Libri Mundi, en zoals verwacht voor dezelfde prijs als in de winkel, 35 dollar. Alleen moet het nog wel naar Nederland worden verscheept. Kosten: 52 dollar. Hmm, wat klopt daar niet? Thuis maar eens goed op zoek of er toch niet een boekhandel is dat het heeft. Diverse leden van onze groep worden omgeroepen, maar dat blijkt slechts een check te zijn of we er daadwerkelijk zijn zodat ze de bagage aan boord kunnen laden. Wim en Erna zijn er ook weer, die hadden op de heenreis problemen met hun vlucht gehad, moesten via Panama vliegen en moesten vandaag als gevolg daarvan eerst een retourtje Quito vliegen om mee te kunnen met onze vlucht. Belachelijke regels bij die luchtvaartmaatschappijen. Pluspuntje is dat het niet veel kostte en ze dankzij de connecties van Wim bij de KLM nu op de vlucht naar Schiphol in business class vliegen. Niet slecht! Wij moeten het doen met onze economy class stoelen. Het vliegtuig zit lang niet vol, wat François en Manja de mogelijkheid geeft iets betere plekken op te zoeken. Trees, Ronnie en ik blijven gezellig met zijn drieën naast elkaar zitten. Alhoewel, gezellig, na de film Red 2 liggen we alle drie redelijk voor pampus. Met enige moeite doen we een oog dicht.

Maandag 25 november

De red eye flight doet zijn naam weer eer aan, echt uitgebreid slapen is weer niet gelukt. Voor sommigen van ons lag dat aan de man twee stoelen voor mij, die er heel monotoon op los snurkte. Op een gegeven moment schijnt Marleen hem de afstandsbediening van het videosysteem te lijf te zijn gegaan en François heeft een kussen gebruikt. Toch zijn de eerste acht uren van de vlucht alweer voorbij. Nog maar drie te gaan. Met een ontbijt en een beetje voor me uit staren gaan ook die wel voorbij. Als het vliegtuig bij de gate stilstaat, moeten we direct de paspoorten gereed houden, daar wordt aan het eind van de slurf op gecontroleerd. Weer wat nieuws. Dat geldt ook voor de bagageband: onze koffers komen in no-time en als eerste aan. We nemen afscheid van de helft van de groep en gaan met zijn zessen nog even een gebakje en wat drinken halen. Dan valt ook ons groepje binnen de groep uiteen en wachten wij op de shuttlebus naar het Van der Valk hotel, waar op zijn beurt mijn auto staat te wachten. En dan wachten bij mij thuis nog onze ouders op onze komst, met een aardigheidje: een lekkere stamppot hete bliksem. Als dat geen goede thuiskomst is…

Namens Ronnie en mijzelf hartelijk dank aan de deelnemers van deze groepsreis: Franz en Gabi (zij spreekt inmiddels een aardig woordje Nederlands), Toon en Marthie (hopelijk gaat het snel beter), Walther en Christiane, Henk en Wiebe (we zijn erg benieuwd naar jullie avonturen op de Galapagoseilanden), William, Manja (gelukkig was de terugreis maar 11 uur vliegen), Vincent en Jana, Wim en Erna, en onze vaste reisgenoten François, Marleen, Trees (Theresl, Teresita) en Chantal.

En tot slot de dankwoorden aan Marco en Marc:

Marco:
Lo siento, no hablo Espanol. Je bewoog je vooral op de achtergrond, hoewel je voor in de bus zat. Gelukkig heeft een aantal van ons toch hier en daar de kans gezien een gesprekje met je te voeren. Het is voor jou belangrijk dat de groep zich thuis voelt in de bus. Aan de andere kant voelen wij ook dat jij onderdeel uitmaakt van onze groep. Je hebt ons door je land geloodst met de grootste zorg, professionaliteit en voorzichtigheid, ondanks de soms niet malse deadlines die we hebben om in drie weken een groot aantal hoogtepunten van je mooie land te zien en te beleven. Al begon ik even te twijfelen toen je de bus bij het voor het laatst passeren van Las Cajas de bus op de weg aan de kant zette naast een bord ‘Verboden te stoppen’. Dankzij jou zijn wij niet geëindigd als een blauw hartje op het asfalt. Een veilige reis terug naar Quito en veel succes met de volgende Djoser-groep. Helaas zijn het Duitsers, niet elke trip kan een feest zijn. Bedankt!

Marc:
Je bent wat mij betreft, en ik verwacht dat de groep het wel zo ongeveer met me eens is, het prototype van een goede, zo niet uitstekende reisbegeleider. Je zei in het begin dat jouw functie inhoudt dat je de groep op het vliegveld ontvangt, en in de hotels de sleutels uitdeelt. De rest van wat we jou allemaal hebben zien doen, is blijkbaar een hobby. Ik denk dat we beter kunnen spreken van een passie. Hoe jij het land dat je sinds 15 jaar je thuis noemt promoot, de cultuur, president Correa, de bergen, jungle en andere gebieden, president Correa, de historie en de flora en fauna aan ons presenteert, en natuurlijk de werken van president Correa. Zonder gekheid, je hebt een groot verantwoordelijkheidsgevoel, kunt uitstekend met mensen omgaan en met hun grillen. En je belt er direct achteraan als iemand iets is vergeten, zoals de borg voor een helmcamera of spullen op de boot. Je rent je de benen uit het lijf om iedereen van de juiste informatie te voorzien, een vertaling uit het Spaans en zelfs van het Nederlands naar het Engels of Duits, applaus na de wandeltocht op de Chimborazo en de fietstocht ervan af, en zelfs een biertje of een Inca Kola. Je hebt goede zorg getoond naar Toon en Marthie toe, jammer dat ze er nu niet bij kunnen zijn, en je hebt Ronnie en mij zelfs bijna naar de Galapagoseilanden gekregen. Minpuntje voor de KLM. Het is duidelijk dat jij je hart verpand hebt aan Ecuador. Wij hebben er mede dankzij jou een prachtige glimp van mogen opvangen. Alleen jammer dat je er 12 uur voor moet vliegen… Marc, de groeten aan je vrouw en dochtertje, en bedankt voor alles!