Photo Pleasure
Navigation

Zuid Afrika rondreis Djoser 2012

Ons he ‘n baie goeie start in Kaapstad

Tekst: Eric Afman / Foto’s: Ronnie Afman.

Zondag 21 oktober 2012

De dag van vertrek begint voor mij, terwijl ik had gezegd best 3,5 weken zonder golf te kunnen, met een rondje van negen holes op mijn thuisbaan in Assen. Als Ronnie en onze ouders om half twee bij mij aankomen ben ik al lang en breed terug. Een korte autorit naar het station en dan begint het eerste deel van de reis, met 2,5 uur treinen richting Schiphol. Daar aangekomen doen we weer de reguliere dingen: e-tickets omruilen voor boarding passes, bagage inchecken, door de security, en dan weer wachten. En af en toe een oogje openhouden voor Franҫois en Marleen, de Belgen die we nog kennen van de Cubareis van vorig jaar. Met hen praten we een tijdje bij tot we het vliegtuig in kunnen. Eerst vliegen we naar Frankfurt, daar hebben we een uur om van de ene kant van de luchthaven naar de andere te lopen, en dan stappen we in een echt grote Airbus. Business en First Class bovenin, en het goedkope volk onderin. Toch net genoeg ruimte om de nacht bijna comfortabel door te brengen. Rechtop slapen, daar draai ik mijn hand niet voor om, op de bank, in de trein, in de auto, maar in het vliegtuig kost het toch altijd iets meer moeite. De kleine kindertjes twee rijen voor ons helpen ook niet echt als ze het middenin de nacht op een blèren zetten.

Maandag 22 oktober

Een flink aantal series en documentaires later komen we ’s ochtends aan in Johannesburg. Eerst bagage halen, dan door de douane, tassen weer inchecken en nog een keer door de security. Ik blijf het volhouden, vakantie begint pas echt op de plek van bestemming. Ondertussen hebben we al een paar medereizigers ontdekt, twee dames uit Groningen, die weer een aantal anderen hadden gespot. Zo maken we al kennis met de helft van de groep. Daar zit ook Ed bij, de man die al vanaf Frankfurt naast ons heeft gezeten, maar die we nog niet hebben gesproken. Gezellig, he? Onze laatste vlucht komt, met een mooie bocht boven de stad en scherend over een krottenwijk, om één uur aan in Kaapstad.  Daar worden we opgewacht door Alette, onze reisbegeleidster. Bijna alles gaat vlekkeloos, maar drie mensen van de Djosergroep wachten nog op hun bagage. Dat paste blijkbaar niet in ons vliegtuig en komt met een ander vliegtuig aan. Met enige vertraging kunnen we naar onze bus/safaritruck, die ons door de stad naar Ashanti Lodge in de wijk Gardens brengt. Als Alette alle sleutels heeft uitgedeeld, pakken we onze tassen en installeren we ons in de kamers. Pas vlak voordat we met een deel van de groep de stad in gaan, kom ik erachter dat ik mijn rugzak niet mee naar binnen heb genomen. Geen paniek, die is vast door een van de anderen in de groep meegenomen. Op straat staat hij in ieder geval niet meer. Er zitten ook geen dure dingen in, maar wel de accu en oplader voor de video. Dus toch wel van cruciaal belang. Gelukkig heeft onze reisbegeleidster hem meegenomen en kan ik hem even later ophalen bij de receptie. Pfff, eerste blunder van de vakantie, hopelijk volgen er niet te veel.

We lopen met een man of veertien door Kloof Street met allerlei cafés en andere zaken met balkons en leuke gevels richting het centrum. We nemen een kijkje op een markt waar Afrikaanse kunst wordt verkocht. Op diverse plekken zien we borden met Afrikaanse tekst erop. Dat ziet er leuk uit. Het Afrikaans ziet eruit als versimpeld Nederlands en werkt vaak op de lachspieren. Ik word aangesproken door een ober die ons graag zijn ijspaleis in wil zien gaan. Dat gebeurt echter niet, ondanks het korte maar leuke gesprekje. Ons einddoel is The Waterfront. Een droogdok met oude boten, en een haventje met wat nieuwere en duurdere exemplaren, en een drakenboot zijn mooie onderwerpen voor al onze camera’s. En dat steeds met de beroemde Tafelberg op de achtergrond. Die wordt aan de bovenkant steeds aan het zicht onttrokken door wolken die door de wind over de berg worden geblazen. Dit wordt ook wel toepasselijk het Tafelkleed genoemd. De harde wind zorgt ervoor dat het allemaal wat fris aanvoelt. Op het terras van Die Anker, een café met vooral Belgisch bier, zijn we na een consumptie al zodanig afgekoeld dat we snel een restaurant opzoeken om binnen te eten. Die vinden we vrij vlot en gelukkig hebben ze ook nog drie tafels voor ons. De maaltijden met veel wild als warthog (wrattenzwijn), impala, kudu en ander lekkers worden gretig naar binnen gewerkt. Ondertussen wisselen we vooral veel eerdere ervaringen met Djoser en andere reizen uit. Na het eten is het ons ten strengste afgeraden terug te lopen naar onze lodge, en dus nemen we twee taxibusjes. We spreken af om de volgende ochtend om half acht te ontbijten en vallen dan eenmaal in bed al snel in een diepe slaap.

Dinsdag 23 oktober

De wind is toegenomen, de kabelbaan naar de top van de Tafelberg blijft dicht. Nu is dat ook niet ons doel voor vandaag, maar hopelijk is het weer morgen rustiger, want het is toch wel een must see attractie. We genieten eerst samen met de anderen van een prima ontbijt. Dan mogen we weer de truck in. Dumile, onze chauffeur zet koers richting het Zuiden. Alette geeft ondertussen een korte geschiedenisles over Kaapstad met een grote rol voor de Nederlanders, de VOC en Jan van Riebeek. Iets ten zuiden van Kaapstad ligt Camps Bay, waar we stoppen om plaatjes te schieten en natuurlijk te genieten van het uitzicht op een rij bergtoppen genaamd de Twaalf Apostelen. Via Chapman´s Peak Drive, een mooie weg hoog boven de rotsen en het water van de Atlantische Oceaan, komen we in Houtbaai. Nog weer later rijden we het Cape Good Hope National Park binnen. Hier zien we de nationale bloem, de Prothea, een paar zebra’s, een baviaan, enkele struisvogels en een hagedis. We klimmen een stukje naar Cape Point, met boven een vuurtoren en een wegwijzer naar allerlei grote steden in de wereld. Waar hebben we dat eerder gezien? Antwoord: Land’s End, de Noordkaap, Key West… Er hangt ook een windmeter, die wel heel snel draait. Eenmaal weer beneden en met een kleine pizza achter de kiezen klimmen we de truck weer in om een klein stukje naar het meest Zuidwestelijke punt van het Afrikaanse vasteland te rijden: Kaap die Goeie Hoop, zoals het in het Afrikaans heet. Er staat een bord in het Engels en in het Afrikaans om de coördinaten aan te geven. Hier komen we allemaal afzonderlijk op de foto en dan volgt de (eerste) groepsfoto.

De weg terug naar het Noorden gaat langs de kust van de Valse Baai, zo genoemd omdat de bergen aan de overkant door de mist soms niet te zien zijn, en men vroeger als men dacht de Kaap te ronden dus iets te vroeg naar het Noorden voer. We rijden naar Simon’s Town en stoppen daar bij Boulders Beach om naar pinguïns te kijken. En sommige kijken ook terug, wat grappige beelden oplevert. Na drie kwartier stappen we weer in de bus voor onze laatste rit van de dag, naar de lodge. We nemen even tijd voor onszelf voordat we weer met een groep van veertien een restaurant binnen zullen vallen. Deze keer is het Arnold’s in Kloof Street. Het eten is net als gisteren uitstekend, met opnieuw divers wild uit de regio, maar ook crocodile riblets (misschien zien we de Big Five eerder op ons bord dan in het wild…). De ober maakt er werk van en hij brengt het leuk en met enthousiasme.  Tegen half tien is het weer hoog tijd om terug te gaan naar de kamers. Het was weer een mooie maar ook wel vermoeiende dag.

Woensdag 24 oktober

Net nu we ons eerste bericht op internet willen zetten doet de WIFI verbinding het niet. Iets anders doet het wel: vanaf het terras van de lodge, waar we ontbijten, zien we dat de kabelbaan naar Table Mountain in beweging is. Niet alleen wij genieten van het goede ontbijt, een duif ontfermt zich over de aardbeienyoghurt van Ed. We regelen een taxi, die ons en de drie Belgen François, Marleen en Frank, naar het dalstation van de kabelbaan naar Table Mountain brengt. Er staat al een hele lange rij mensen, ook aan de andere kant van de straat. Wij kopen kaartjes en sluiten dan aan op de trap naar de gondel, waarmee we een lange wachttijd aan de andere kant van de straat overslaan. Niet netjes, maar anders lukt het ons niet om voor half een terug te zijn bij de lodge. Na zeker drie kwartier in de rij te staan en door een hele sliert voordringende Indiërs te zijn ingehaald, stappen we de gondel in. Ik had al gelezen of gehoord dat het platform waar je op staat 360 graden draait. De mensen die dus een perfect plekje bij het open raam hebben ingepikt, kijken beteuterd als ze ineens wegdraaien. En uiteindelijk kom ik ook aan de beurt als de gondel bijna boven is. Maar sowieso heb je een fantastisch uitzicht op de top van de berg. Er staat heel weinig wind en het is er aangenaam. Dat vinden ook de Rock Dassies, marmotachtige beestjes die zo’n 60 cm groot zijn. Ze liggen lekker in de zon. Wij volgen de paden over het terreinen genieten van de flora en fauna en het prachtige uitzicht over Kaapstad. Tegen kwart voor elf nemen we de gondel terug naar beneden. We vermoeden dat het geen van de anderen in onze groep nog is gelukt om de top te bereiken. Beneden is de rij alleen maar langer geworden en staat ook het verkeer behoorlijk vast. We hebben weer geluk en vinden binnen no-time een taxi die ons naar de lodge brengt. De anderen druppelen ook binnen en zijn inderdaad niet meer op de top geweest, ze zouden anderhalf uur in de rij moeten staan. Wel hebben enkelen een stukje de berg op gelopen en vandaar ook genoten van het uitzicht. Als we hebben gepind en broodjes hebben gehaald voor onderweg worden we de truck in gedirigeerd.

We rijden de stad uit naar het Noorden, en komen daar langs enkele dure vakantieparken met golfbanen.  Al pratend met Ada uit Groningen kom ik erachter dat zij ook golft, dat zij ook lid is van mijn golfclub en dat zij ook nog eens de schoonmoeder is van mijn collega Anne-Marie, die onder andere mijn planning doet. Kleine wereld, inderdaad! Van de andere reizigers kennen we inmiddels ook alle namen en van een aantal ook wat ze doen en waar ze wonen. We stoppen even aan het Blouberg strand voor het uitzicht op de Tafelberg in de verte. We hebben ontzettend mazzel dat die zo duidelijk zichtbaar is. Het zeewater is trouwens nog best koud, maar het is hier dan ook net lente. De verdere route naar het Noorden zien we struisvogels, springbokken en koeien en schapen. De weg is meestal kaarsrecht en goed onderhouden. Bij een tankstation maken we een sanitaire stop en slaan we water en snacks in. Vlak voor Lambert’s Bay vertelt Alette wat ons de komende dagen te wachten staat en waar we nog geld kunnen halen, en ook waar we het aan kunnen uitgeven. Daar zitten interessante dingen bij! We checken in in het Lambert’s Bay Hotel (via de achteringang omdat aan de voorkant een grote tent wordt opgebouwd voor een Harley Davidson rally de hier komend weekend wordt gehouden) en nemen op Bird’s Island (of Voëleiland op zijn Afrikaans) een kijkje bij een grote en luidruchtige verzameling Kaapse jan-van-genten. Wat een kabaal! En dan bedoel ik niet alleen het geklik van Ronnies camera… 😉 Het levert weer mooi materiaal op voor het fotoboek en de film. Dineren doen we in het Kreefhuis (bij woorden die eindigen op ft of st is de t verdwenen, zo rijden we de hele dag al langs die weskus). Hier ervaren we de Afrikaanse manier, het serveren van het eten gaat wat chaotisch, diverse zaken komen op nog meer diverse tijdstippen op tafel. Maar daar moeten we ons niet aan storen, de dingen gaan hier nu eenmaal anders dan bij ons.

Donderdag 25 oktober

Alette heeft ons een lange dag in de bus beloofd, we hebben bijna 600 km af te leggen. Dus ontbijten we op tijd, d.w.z. om half zeven. Het is weer uitstekend verzorgd. Sommigen zijn erg vroeg wakker gemaakt door iemand die buiten een aria heeft staan zingen. Eenmaal onderweg merken we dat het vooral na de Sederbergen en de Olifantsrivier, dat het een stuk onherbergzamer wordt, en warmer. In het begin van de rit is iedereen druk met elkaar aan het kletsen, maar na een paar uur en een enkele sanitaire stop valt het redelijk stil in de bus. Zelf dommelen we regelmatig weg, maar dan volgt weer een onverwachte beweging van de chauffeur en worden we weer uit onze slaap gehaald. Ons laatste dorp voor we Zuid Afrika verlaten is Springbok, daar gaan we naar de Spar. Aangezien we de komende dagen minder winkels tegenkomen is het van belang goed in te kopen, en vooral water. Hetzelfde geldt voor geld, even pinnen voor de komende week. Weer in de bus krijgen we een formulier voor de immigratiedienst van Namibië.

Bij de grens met Namibië moeten we de truck uit en met ons paspoort naar de douane. Vooral geen foto’s maken, en gewoon doen wat je opgedragen wordt. François en ik hebben de paspoorten nog in de bagageruimte liggen, maar daar kunnen we gemakkelijk bij. Het land verlaten gaat vrij vlot. Vervolgens rijden we de brug over de Oranjerivier over en moeten we aan de Namibische kant naar de immigratiedienst. Dat heeft wat meer voeten in de aarde, we staan vrij lang in de rij voor een nieuwe stempel in ons paspoort. Uiteindelijk mogen we dan rijden, maar dat duurt nog geen honderd meter, want dan wil men nog even zien wat we in de bagage hebben. Ik mag mijn tas ook openmaken en waarschijnlijk zorgt de chaos die men daarin aantreft ervoor dat ik hem snel weer dicht mag doen. Nog maar paar tassen later mogen we dan opnieuw instappen en zijn we eindelijk op weg in Namibië. Vanaf hier is het nog maar drie kwartier naar Norotshama, een druivenboerderij met guesthouses, waar we verwelkomd worden met een alcoholisch drankje of een sapje. De onderkomens zijn leuke gebouwtjes aan de Oranjerivier. Er is ook een zwembad en drie van onze groep grijpen die kans. Terwijl de braai (BBQ) al flink wordt voorbereid gaan we nog even douchen voordat we aan tafel gaan. Het eten is goed, hopelijk zeggen we dat morgen ook nog en hoeven we dan niet ieder halfuur een stop te maken langs de kant van de weg. Bomen zijn in dit deel van deze voormalige Duitse kolonie sowieso ver te zoeken. Aan de rivier groeit van alles, maar iets daarvandaan is het dor en heet. Na het eten zitten we nog een hele tijd na te kletsen (vooral Ada tot groot vermaak van de rest). Maar zo rond half elf is het toch wel mooi geweest.

Overstekend wild

Vrijdag 26 oktober

Misschien nog even handig om de groep voor te stellen: we hebben Paul en Karin, Chantal, Basz, Hans en Sylvia, Fenny en Ada (oet Grunn), Marloes, Erik S., François en Marleen, Ton, Frank, Ed en Betty, en Ronnie en ik natuurlijk. Een gemêleerde groep, met singles en koppels, iets meer mannen dan vrouwen, drie Belgen en vijftien Nederlanders en de leeftijden verschillen van 29 tot 70. De meerderheid zit in zijn 40’s en 50’s.

De voormalig Duitse kolonie Namibië is een groot land, heeft 1,2 miljoen inwoners met 1,6 personen per km2. Er ligt lang niet overal asfalt, vrij vlot na de grensovergang hield het al op en gingen we over op gravel roads. Vandaag is het ook grind wat de klok slaat. En grote lege ruimtes. Dat zorgt ervoor dat als er iemand onverhoopt naar de wc moet, dat die dan een boom langs de weg mag zoeken (indien voorradig andersom een rots of een struikje, of desnoods achter de truck). Degenen die niet hoeven, maken van de gelegenheid gebruik om die enorme leegtes op de gevoelige SD-kaart vast te leggen. We rijden naar Fish River Canyon, na de Grand Canyon in de Verenigde Staten (waar anders) de grootste canyon ter wereld, miljoenen jaren geleden gevormd, eerst door tektonische activiteit en later uitgesleten door de Fish River. De kloof is zo’n 150 km lang, op zijn breedst 23 of 27 km en 550 meter diep. We lopen van het Hike Point langs de rand naar de view point, een tochtje van zo´n 40 minuten. We zien hier een kokerboom, zo genoemd omdat die door Bosjesmannen als koker voor hun pijlen werd gebruikt. Die pijlen doopten ze in een uiterst giftige melkachtige sap die ze uit een plant haalden.

Onze eindbestemming van vandaag ligt niet heel ver van de canyon vandaan en heet dan ook gepast Canyon Village. Het is een onwaarschijnlijke groep prachtige gebouwen en huisjes, zowel aan de buiten- als aan de binnenkant. Over de lay-out van de lodge is goed nagedacht, de gebouwen staan in een grote cirkel tegen de rotsen aan, heel mooi gedaan. Onze tassen worden van de truck naar de huisjes gebracht met behulp van een kar met twee ezels ervoor. We hebben na de heerlijke lunch flink wat tijd, die we onder andere besteden in het zwembad met prachtig uitzicht op het rotsachtige gebied. In het hoofdgebouw is ook een winkel, waar we een paar CD’s kopen met Namibische en andere Afrikaanse muziek. Om ons een indruk te geven hoe die CD´s klinken spelen Gwendolyne en Ina, de dames achter de kassa, ze af op hun computer. Maar dat niet alleen, ze zingen zelf ook mee. Twee stemmen, een hoog, een iets lager, allebei zuiver en heel mooi. Dat zal ons in Nederland niet snel gebeuren!

Even voor zonsondergang komen we samen voor een sundown stappie (toch een leuke taal, dat Afrikaans). Onze gids voor die evenement heet Hosea, die voor deze trip zijn nette schoenen heeft aangetrokken, en die helaas geen goeie connectie weet te maken met de groep, zijn Engels is wat minder verstaanbaar (ondanks dat hij een aantal keer hetzelfde zegt) en zijn oproep om vooral veel vragen te stellen wordt niet beantwoord. Een op een is het wel iets makkelijker met hem praten, dus zo kan ik toch nog iets van hem te weten komen, en hij van Nederland. Daar schijnt het te gaan sneeuwen, heb ik begrepen. We lopen door een heel droog gebied, de lodge (geopend in 2004) krijgt zijn water van een borehole van 50 meter diep. Op een gegeven moment nodigt Hosea ons uit om een rots te beklimmen. Na een klein stukje ligt er een stoepie, een stenen trap in dezelfde stijl als bij de lodge zelf. De trap leidt naar een punt waar we de zonsondergang prima kunnen aanschouwen. En er staat ook een bar. Had ik al gezegd dat Hosea ook de barman van de lodge is? We kopen een drankje en wachten al keuvelend en fotograferend op het grote moment. Als dat komt staat iedereen er klaar voor. De rotsen om ons heen hebben dan al een mooie oranjerode kleur. Nadat de zon achter de bergen in verte is verdwenen wil Hosea ons terugbrengen, maar wij zijn nog niet helemaal klaar met het vastleggen van de omgeving. Als het echt donker wordt lopen we weer terug naar de lodge. De braai staat alweer een tijdje aan en net als de lunch is ook het avondeten goed verzorgd. Groepsgenoot Hans vraagt Gwendolyne of ze na het diner iets voor onze groep wil zingen. Ze twijfelt maar zal haar collega vragen. Die heeft het helaas te druk bij de receptie. Met nog wat extra drankjes achter de kiezen doen we het laatste stappie van de dag richting de huisjes en de bedden.

Zaterdag 27 oktober

Gravel valt wel mee, maar als er iemand voor je rijdt zie je door het stof de weg niet meer. Het is dus de kunst om voor anderen te blijven rijden. Dumile stopt op een plek waar wat bomen staan voor wie weer van het toilet gebruik wil maken. Iets verderop is een plaatsje met een lodge genaamd Seeheim. Het ligt vlak aan het spoor. Er zijn wat dieren, waaronder kippen en een oryx. En een fotogenieke papegaai, die een mooi kunstje doet door langs een trapleuning naar beneden te glijden. Basz heeft regelmatig geniale ideeën als het om foto’s gaat en wij pikken er eentje van hem door ook overdwars op het spoor te liggen. Bang voor een trein hoeven we niet te zijn, die komt pas over een dag of twee. Ik heb het nog even gecheckt door mijn oor op de rails te leggen. De tocht gaat verder, verrassend genoeg over asfalt, tot aan onze lunchhalte. Dat is in Helmingerhausen. Ja ja, die Duitsers… De officiële taal in Namibië is trouwens Engels, Duits wordt voornamelijk door de blanken gesproken, verder is Afrikaans gangbaar en zijn er diverse stammen als de Herero en de Nama die hun eigen taal hebben. Daar zitten ook de talen bij met een klakgeluid.

We stoppen onderweg bij een boom met een enorm nest voor hele veel kleine vogeltjes, die een soort commune hebben gesticht. De arme beestjes schrikken blijkbaar nogal van ons, want binnen enkele seconden schieten ze allemaal naar een paar struiken iets verderop. Maar het kan ook zijn dat ze gewoon meer materiaal voor hun nest gaan halen. Het is grappig om te zien dat ze met een enkel strootje terugkomen en dat ze in wie weet hoeveel tijd dit nest van enorme afmetingen in elkaar hebben geflanst. We rijden weer door, maar al snel stopt Dumile langs de kant. Er zit blijkbaar een steen tussen de banden rechtsachter die ervoor heeft gezorgd dat een van de banden lek is geraakt, dat kan hij horen. Hij rijdt door naar Betta, waar hij een overall aantrekt en aan het zware werk begint met het demonteren van een van de reservebanden achterop de truck. Ronnie, zelf ook chauffeur, en Paul helpen hem mee. De dames gaan naar de bar en de overigen staan als ramptoeristen te filmen. Maar we kunnen ten slotte ook niet met tien man proberen te helpen, daar wordt Dumile ook alleen maar zenuwachtig van.  Als we met vijf man de lekke achterband achterop de truck hijsen, en Ronnie die vast draait, heeft Alette inmiddels zijn camera gepakt en maakt ze een aantal actiefoto´s van hem.

Als alles weer klaar is iedereen weer terug is bij de wagen, vertrekken we naar onze bestemming van de dag: Hammerstein. Behalve gasten hebben ze hier ook wat dieren rondlopen zoals een paar  springbokjes. Maar ook hebben ze (wel achter hekken) twee caracals (Romeo en Juliet), een jachtluipaard (Lisa) en twee luipaarden (Oscar en Wilde). Na het welkomstdrankje en even wat tijd voor onszelf krijgen we een rondleiding bij die dieren en mogen we ook bij de caracals en de luipaarden naar binnen en met hen op de foto. Allemaal behoorlijk relaxed. Lisa is echter een beetje dominant en we mogen niet te dicht bij haar hek komen, voor het geval ze uithaalt. Hierna nemen we het ervan in het restaurant, het buffet smaakt ons goed. Als afsluiter komen alle personeelsleden uit de keuken om enkele liedjes voor ons te zingen (en een fooienpot op tafel te zetten). We gaan op tijd naar bed want morgen is het echt vroeg opstaan.

Zondag 28 oktober

Dat vroeg opstaan is niet overdreven, we vertrekken als het nog donker is en het eerste beetje oranje en blauw boven de bergen verschijnt, Alette wil tegen zonsopgang bij Sesriem zijn, waar we de entree voor de Sossusvlei betalen. Hier vinden we een groot gebied dat uit duinen bestaat. De duinen zijn heel rood, omdat er veel ijzer in zit. Niet heel lang geleden heeft het enorm geregend, waardoor er nu nog veel gras staat, normaal zijn de duinen kaal. Onderweg schiet er een enorm beest voor onze truck langs de weg over. Volgens mij is het een oryx. Na een kilometer of zeven en een fotostop onderweg kunnen we niet verder, moeten we over in four wheel drives. In ons geval een lange aanhanger achter een eenassige trekker. We rijden eerst een auto voorbij die tot de assen vastzit in het losse zand. Maar het leedvermaak is snel voorbij als de eerste hobbels verschijnen en wij constant van onze banken worden gelicht, ofwel omhoog gesmeten. Dat kan toch niet goed zijn voor de constructie van die aanhanger. Maar goed, flink door elkaar geschud komen we aan op de plek waar we links naar de Deadvlei kunnen lopen en rechts naar de Sossusvlei. Eerst naar links. Hier kun je kiezen door een duin genaamd Big Daddy op te klimmen of de makkelijke en vlakke route te nemen naar de vallei. De meeste mannen kiezen voor de duin. Dat is nog behoorlijk pittig. Op een gegeven moment vinden we het wel prima en willen we naar beneden. Paul gaat als eerste en doet dat zoals je skiet, in een zigzagbeweging. Dan bedenken we dat je net zo goed recht naar beneden kunt lopen. Ik doe daar nog een schepje bovenop en spring als een soort Neil Armstrong met grote sprongen de duin af. Beneden schudden we de schoenen leeg, de duin was even wat zand kwijt. we maken wat foto’s van de Deadvlei, waar wel bomen staan, maar die zijn of lijken allemaal hartstikke dood.

Vervolgens lopen we naar de Sossusvlei, de plek waar als het overal in de buurt heel droog is, nog een beetje water te vinden is. Nu zien we daar de grond ook in brokken liggen, en is het water verdwenen. We zien wel wat kleine diertjes en mooie vogels. We nemen een andere 4×4 (wel eerst even aanduwen) terug naar onze bus. Dat lijkt een stuk comfortabeler, maar de chauffeur wil twee andere wagens inhalen en even denken we dat de auto gaat kantelen. Dat bevalt Marloes, die al snel reisziek is, helemaal niet. Maar gelukkig bereiken we veilig de bus. Het plan om dan nog even naar de WC te gaan wordt snel geschrapt omdat die bezet is door enkele tientallen wespen. Ga daar maar eens tussen zitten. We rijden naar Dune 45 (de duinen zijn genummerd). Deze duin ligt gemakkelijk dicht bij de weg. Je kunt hier naar boven klimmen, maar aangezien we dat al eerder hebben gedaan en het inmiddels bloedheet is, is er maar een klein groepje dat dat doet. De rest zit onder een eenzame boom en vermaakt zich met het fotograferen van enkele muisjes.  Hans heeft wat anders gespot: onder een boom staat een oryx (ook gemsbok genoemd) van de schaduw te genieten, en vlakbij staat een hele kudde springbokken. Basz en ik volgen hem. Hij nadert de oryx tot heel dichtbij, de springbokken zijn dan al gevlucht, maar de oryx wil zijn plekje in de schaduw niet kwijt. Toch lijkt het me niet verstandig de oryx uit te dagen, dat beest heeft hele lange hoorns.

’s Middags hebben we na de lunch in de Sossusvlei Lodge nog iets moois op het programma: met een Cessna over het gebied vliegen. Van de 18 personen uit de groep doen 14 daaraan mee. De eerste negen vertrekken om 13.40 uur naar de airstrip en vliegen in twee Cessna’s vanaf twee uur ongeveer veertig minuten rond. Het is even verveld als ze in een luchtzak terecht komen en ineens vijftien meter naar beneden donderen. Om drie uur is het de beurt aan de laatste vijf. Ronnie en ik zijn in aparte groepen gegaan om tijdens het filmen niet teveel geklik van zijn camera vast te leggen. Dat hadden we niet bang voor hoeven zijn, de propellor en de wind overstemmen alles. Desalniettemin is de vlucht zeker de moeite en het geld waard. Ronnie had de bank achterin voor zich alleen, ik moet van de piloot naast hem plaatsnemen. Kan ik hem wel mooi filmen, net als de anderen. We vliegen over een kloof, over de duinen en de vleien van daarstraks en duiken dan naar een hele lage hoogte om dieren te spotten. Een enkele oryx en een struisvogel is alles wat we tegenkomen, maar dat lage vliegen is ook spectaculair. Voor de piloot niet, die raakt vaak maar nauwelijks de stuurknuppel aan. Gelukkig heeft niemand van de veertien het kotszakje hoeven gebruiken. Niet ver van dit gebeuren vinden we ons verblijf voor de nacht, een lodge in de middle of nowhere, met een klein zwembadje. Als ik erin zit, moet ik eerst flink met het schepnet aan de gang. François, Ronnie en Erik volgen ook. Basz, Alette en Chantal komen er ook bij, maar niet om te zwemmen. Om half acht eten we met z’n allen van het buffet en na nog een lange nazit gaat ieder naar zijn/haar huisje.

Maandag 29 oktober

Vanuit ons huisje kijken we achter op een groot leeg gebied waarin een kudde springbokken van het gras staat te eten. Zelf ontbijten we om half acht en vertrekken we een half uur later. De eerste stop is vlakbij, in Solitaire. Voor sommigen is dit piepkleine plaatsje bekend van de schrijver en documentairemaker Ton van der Lee, die hier een tijd heeft gewoond. Hij woont er niet meer, maar door alle aandacht is Solitaire wat gegroeid en vooral een toeristische attractie geworden. Er staan veel wrakken van auto’s om de boel op te leuken. Wat ook wel leuk is zij de grondeekhoorntjes die heel dichtbij komen. Je moet echter goed oppassen omdat zij hondsdolheid kunnen hebben, en dat wil je niet van ze overnemen. Na Solitaire rijden we verder en passeren we behalve een groep struisvogels ook de Steenbokskeerkring, ofwel de Tropic of Capricorn. Hier zien we ook nog een kleine gekko, die alle aandacht redelijk stoïcijns over zicht heen laat komen. Been there, done that, zal hij wel denken. We onderbreken de grote vlakte voor de Gaubepas en kort daarna treffen we een andere bus met tenten ernaast. Het blijkt dat de compressor van die bus het gisteren rond de lunchtijd heeft begeven. Noodgedwongen hebben ze er maar overnacht. Wij stoppen om ze water te geven en ondertussen maken we een praatje, terwijl de chauffeur enigszins zijn best doet om de boel te repareren. Daar hebben de kenners onder ons weinig vertrouwen in. Onze eigen chauffeur zou er wel raad mee weten. Maar wij moeten ook verder en niet zo´n klein eindje ook. Walvisbaai ligt nog dik 150 kilometer verder en dat gaat maar voor een paar kilometer over asfalt. De rest van de tijd zitten we in de bus te rammelen. Ik val steeds in slaap maar val ook letterlijk steeds opzij, dus echt uitrusten is er niet bij.

Dichter naar de kust wordt het frisser. We hebben ook een dicht wolkendek boven ons en de wind neemt weer toe. Na een maanlandschap zien we weer veel zand en komen we uiteindelijk aan in Walvisbaai. Hier pinnen we, koop ik een CD van Pink (andere Top-10 artiesten zijn Theuns Jordaan en Snotkop) en eten we bij Spur, een soort MacDonald´s, onze lunch. Iets verderop komen we bij de zee en een vlucht flamingo´s. Ze hebben hier een iets minder roze kleur. Maar ze zijn wel mooi om te zien en vast te leggen. De laatste kilometers leggen we af richting Swakopmund, zo´n 30 km verderop. Anders dan de havenstad Walbisbaai is Swakopmund meer toeristisch, hier komen de Afrikanen om te vissen. Na een korte rondrit komen we bij onze lodge, een van de mindere tot nu toe. Maar goed, een bed, een WC en een douche is alles wat we nodig hebben. We spreken af om met z´n allen om zeven uur in restaurant Napolitana te gaan eten. Aangezien het nog maar vier uur is, gaan we eerst nog lopend het plaatsje verkennen. Veel is het niet, de meeste winkels zijn al dicht. Er is nog wel een marktje, waar we moeten afdingen. Ik koop een stenen nijlpaardje en Ronnie onderhandelt over een houten beeld van de Big Five. De marktkoopman zakt al snel van 1200 Namibische Dollar naar 650, maar komt niet bij Ronnies prijs van 400. Da´s ook vooral bluf, maar voor 400 zal Ronnie hem wel meenemen. Zover komt het echter niet. We lopen verder langs het strand, naar de vuurtoren en het oude station, wat nu een hotel is. Een prachtig oud gebouw.  We kijken waar het restaurant is en gaan dan eerst terug naar de lodge. Daar zit de helft van de groep met smartphone of tablet in de gezamenlijke ruimte, want er is weer WIFI! Ik vraag Chantal of zij weet wat voor beest gisteren voor onze truck langs is gerend. Zij denkt een gemsbok, ik denk een oryx. We hebben allebei gelijk, want dat is een en hetzelfde dier. Om zeven uur eten we dus in Napolitana, in mijn geval bestaat het eten uit een Zebrasteak. Best lekker. Naast mij zitten François, Paul en Ada flink te discussiëren, wat ervoor zorgt dat ik een gesprek met Alette niet kan volgen. De muziek die wat harder wordt gezet, draagt daar ook niet toe bij. Het had allemaal wel wat rustiger gemogen. Dat was de afgelopen dagen in de woestijn in ieder geval beter. Een paar van ons gaan naderhand nog een pub in, maar de meesten vinden het wel mooi geweest.

Dinsdag 30 oktober

Vandaag staan er leuke (optionele) dingen op het programma: wij kiezen net als elf anderen van de groep voor een dolfijnentour in de ochtend en ’s middags gaan we met vier man quadrijden, terwijl anderen een township gaan bezoeken. Sommigen kiezen ervoor om eens een dagje helemaal niets te doen. Na het ontbijt en de massale check op mail en ander nieuws (omdat we eindelijk weer WIFI hebben) worden we door een dame opgehaald om naar de plek te rijden waar we mogen betalen voor de dolfijnentour. Mijn creditcard kan niet worden gebruikt, en dat geldt ook voor die van andere VISA-cardhouders. Gelukkig hebben we nog genoeg cash mee. Er volgt nog een rit van 30 km terug naar Walvisbaai. Daar ligt de catamaran die voor ons en nog vier anderen is gereserveerd. Het is fris, zeker in vergelijking met de afgelopen dagen, dus een paar extra lagen kleding is geen overbodige luxe. De kapitein, Eddy genaamd, heet ons welkom aan boord en geeft aan waar alles is en maakt een paar grapjes. We zijn de haven nog niet uit of de hulp van de kapitein begint te fluiten. Dat is niet zomaar, er komt zowaar een pelikaan aanvliegen. En even later nog eentje. Die beestjes zijn groot maar omdat ze regelmatig gevoerd worden met stukken vis, ook best tam. We kunnen met ze op de foto en we mogen ze ook aaien. Op een gegeven moment worden de pelikanen weer weggestuurd, maar duikt al snel een zeehond op. Die komt ook aan boord en ook die mogen we aanraken. De kapitein vertelt het een en ander aan feitjes over zeehonden en ondertussen blijft hij hem een beetje voeren. Als ook de zeehond weer is verdwenen gaan we een stuk varen over het gelukkig kalme water. Onderweg treffen we zeehonden, flamingo’s, een jakhals (op de oever, volgens de kapitein), grote robben en dolfijnen. Eén grote rob komt aan boord en ook met hem kunnen we worden vereeuwigd. De dolfijnen laten zich best wel hier en daar zien, maar waar is niet te voorspellen, dus of we dat goed op film hebben is nog maar de vraag. Voordat we na drie uur de haven weer binnen varen, krijgen we nog een lunch, met champagne en oesters aangeboden. De champagne sla ik af, maar ik probeer toch maar eens twee oesters. Puur voor de gelegenheid. Ik word geen fan, maar ze zijn prima weg te werken.

Weer terug aan de kade worden we naar Swakopmund gereden en pinnen we even met zijn drieën (als je in je eentje drie kerels achter je hebt staan, geeft dat geen veilig gevoel). Na half drie worden we opgehaald voor het quad rijden. François en ik nemen een schakelquad, Erik en Ronnie gaan vanwege het totale gebrek aan ervaring met motorrijden voor de automaat. Het feit dat ik wel ervaring heb wil niet zeggen dat ik de komende twee uur niet in de problemen kom. François heeft al na vijf minuten problemen: zijn quad is niet vooruit te branden. Er wordt snel een andere exemplaar gehaald. Dan racen we de duinen over. Ik wil graag filmen, maar dat is knap lastig terwijl je zelf rijdt. Na enige tijd stoppen we voor een fotomoment en een flesje water. De gids zet ons stoere viertal op de foto en dan gaan we er weer vandoor, nog verder de duinen in. We moeten netjes in een rij achter hem aanrijden. Dat lukt meestal wel. Na nog een stop bovenop een duin waar we uitzicht hebben over zee, volgt de finale. We scheuren terug en stoppen alleen nog even voor een slangetje (een adder, lijkt het). Nu hebben we onderweg al wel meer moeten wachten, Ronnie is de enige die niet in het zand is komen vast te zitten. François dus wel, maar meer omdat hij even wil stunten dan vanwege onkunde. Hij is ook aardig ballorig aan het worden, de tekens die door de gids worden gegeven en die naar achteren moeten worden doorgegeven (gevaar, langzamer, sneller, stoppen) veranderen nogal eens als hij ze door moet geven. Ik besluit te proberen al rijdend te filmen. Dat gaat niet perfect maar het lukt om wat beelden te maken. Ondanks alles komen we weer veilig terug. Ronnie koopt een shirt en ik een petje van deze organisatie. In de lodge vinden we onze was wer terug en spreken we de ervaringen van vanmiddag door met diegenen die iets anders hebben gedaan. Het ziet ernaar uit dat iedereen wel een goede dag heeft gehad. Die sluiten we af met een diner in The Lighthouse, een restaurant vlakbij (jawel) de vuurtoren. De enorme stukken vlees die je hier krijgt zijn buitenproportioneel. Maar we laten het ons toch goed smaken. Wederom een goed einde aan een mooie dag.

Skeleton Coast en Etosha

Woensdag 31 oktober

Vroeg op om vanuit Swakopmund te vertrekken naar Khorixas, dat wordt weer een lange dag rijden. Over zoutwegen leggen we het eerste deel van het traject af naar Cape Cross, waar de eerste Europeaan, een Portugees, voet aan wal zette en er een kruis oprichtte ter ere van de koning. Maar onderweg eerst nog een sanitaire stop, wat bij een totaal gebrek aan bomen betekent dat de dames achter de truck gaan en de heren ervoor. Cape Cross staat ook bekend om de Kaapse pelsrobben. Er huist hier een grote kolonie van 80.000 tot 100.000 robben, en om de populatie een beetje binnen de perken te houden worden er per jaar zo´n 20.000 afgeschoten.Zo veel beesten produceren een hele hoop lawaai en ook best wel stank, maar volgens Dumile is dat slechts 10% van hoe erg het kan zijn. Hij zegt dat hij er wel eens tegen een groep heeft gezegd dat ze daar gingen lunchen. Dat viel toen niet zo goed. Langs de Brandberg, niet te verwarren met Burnt Mountain, waar we iets later nog naartoe gaan. Eerst een stop in Outjo, een dorp dat zich enigszins op het toerisme heeft gestort. We drinken er wat, gaan een winkeltje binnen en stappen  uiteindelijk na twee uur weer op de bus. Net buiten het dorp staan drie Himba-vrouwen slechts gekleed in rokje van de huid van een of andere dier en verder alleen klei, naar ons te wenken. We rijden ze voorbij. Burnt Mountain stelt niet zoveel voor, een zwart heuveltje. Dan zijn de orgelpijpen wel weer iets mooier, door de natuur gevormd steen in de vorm van… orgelpijpen. Niet exact natuurlijk, maar met een beetje fantasie kom je een eind en het ziet er wel mooi uit. Iets verderop treffen we een standje met koopwaar gerund door twee vrouwen, een Himba en een Herero. Ook deze zijn natuurlijk gekleed zoals het hoort. De Himbavrouwen hebben een hele reeks loden ringen om hun enkels, dat schijnt tegen slangen te zijn.

Aangekomen bij Twyfelfontein (de bron waarnaar de plek is vernoemd gaf soms wel water en soms niet) melden we ons bij een gids die ons langs rotstekeningen van zo´n 6000 jaar oud van de Bosjesmannen leidt. De gids heeft gevoel voor humor, houdt ons hier en daar voor de gek, maar vertelt ook waarom de tekeningen zijn gemaakt en bijvoorbeeld de samenhang met de Aboriginals. Hun rotstekeningen hebben we in 2005 gezien in de buurt van Darwin, Australië. Ik loop steeds een beetje achteraan om nadat alle fotografen hun bliepjes weer hebben geproduceerd, ik ook nog wat natuurgetrouwe geluiden op video kan vastleggen. Aan het eind van de wandeltocht komen we terug bij het mooie receptiegebouwtje, dat van gerecycled materiaal is gemaakt en redelijk past in de natuur. Het laatste stuk naar Khorixas is weer asfalt, na al het gestuiter van eerder deze week een welkome afwisseling. Onze lodge ziet er mooi uit en heeft een zwembadje dat al snel door ons wordt geannexeerd. Hier komt de voetbal die Erik heeft gekocht goed van pas. We zijn met een man of vijf aan het spelen alsof we weer tien zijn. Pfff, dat is lang geleden…

Donderdag 1 november

We hoeven ons geen zorgen te maken als er een keer iets mis gaat met de truck ofzo. Dumile is een ervaren chauffeur, die zijn strepen inmiddels heeft verdiend. Over strepen gesproken, Ronnie heeft een tijdje met hem gesproken tijdens een het avondeten, het blijkt dat hij een tijd in het leger van Zimbabwe heeft gezeten in een verantwoordelijke functie. Hij heeft jarenlang op hoog niveau gebokst, maar doet dat niet meer, en hij is nu dus al zo´n 13 jaar chauffeur. Hij weet wat hij doet en kan gezag uitoefenen als het nodig is. Dat is bij onze groep niet zo, maar hij heeft ooit wel eens moeten ingrijpen, en dan ben je aan de ontvangende kant niet blij… Maar ook als er iets mis is met een truck van de Africa Travel Company, dan moet hij vaak opdraven om de dingen te fiksen. Zo moest hij eens 23 uur achter elkaar rijden om een truck te bereiken die de volgende dag weer op pad moest. Dan zijn de ´ritjes´ van 10 uur tijdens deze tocht niet zo zwaar. Dat zegt hij ook, je zou het bijna vakantie noemen.

De rit van Khorixas naar Outjo duurt niet zo heel lang, we zijn op tijd op ons volgende verblijf, Etosha Safari Camp. Het is alleen wel bloedheet als we naar onze huisjes worden geleid en die staan ook nog eens zo ongeveer helemaal achteraan op het terrein. De rest van de middag brengen we door in en/of aan het zwembad. Ook hier gaat de bal weer van hand tot hand en dat gaat gepaard met een hoop gespetter. Dit tot grote ergernis van de andere gasten. Een fikse discussie volgt. Ook een beetje alsof we weer tien zijn…

Tijdens het avondeten worden we getrakteerd op muziek. Vorig jaar in Cuba was dat steeds mooi, nu is de kwaliteit wat twijfelachtiger. Van The lion sleeps tonight tot My bonnie is over the ocean, dat soort werk. Ook wel wat Afrikaans, maar hoor ik dan ook een schlager voorbijkomen? Tijdens de tweede of derde Lion doet onze groep ook een duit in het zakje bij de hoge noten. Op tijd naar bed, dus. Morgen gaan we er weer vroeg uit voor onze eerste game drive, een rit door Etosha National Park, waar we veel dieren hopen tegen te komen.

Vrijdag 2 november

De groep splitst zich tot het eind van de middag. Wij nemen de bus en een groep van elf gaat Etosha park in met een grote open wagen met heel veel ruimte om te staan. Eerst zien we een gnoe en inde verte een paar giraffes die met hun lange nekken om elkaar heen staan te draaien. We gaan oostwaarts en komen dan iets bijzonders tegen: drie cheeta’s. Die heeft Alette al drie jaar niet meer gezien. Het is pure mazzel, een paar minuten eerder of later op die plek en we hadden ze nooit getroffen. We klagen niet! Dat doen we ook niet als we iets later bij een waterhole de rust verstoord zien worden door een springbok die in het water is gevallen en er met alle macht probeert uit te komen. Dat lukt echter niet. De jakhalzen die normaal gesproken rustig tussen de andere dieren rondlopen en alleen de kleinere dode dieren pakken, hebben hem snel in de gaten en ook te pakken. De een bijt hem in de keel terwijl de ander probeert hem uit het water te trekken. Het lukt ze echter niet. Tot onze verbazing leeft de springbok nog en hij spartelt even. Maar als we vertrekken ziet François hem al met de poten naar boven drijven. De andere groep zal de jakhalzen een twee poging zien doen, en op een foto van Erik zien we dat ze het dier al flink aan het oppeuzelen zijn.

Een flinke hoeveelheid en diversiteit aan dieren treffen we in de loop van de dag aan. Vogels, grote kuddes, enkelingen, noem maar op. Oké, omdat je aandringt: gnoes, zebra’s, kudu’s, struisvogels, giraffes, leeuwen, olifanten, jakhalzen, springbokken, steenbokken, impala’s, hertebeesten, ibissen, gieren, eekhoorns, blauwe vogels. Nog iets vergeten?

We zijn redelijk op tijd terug op Etosha Safari Camp, en springen het zwembad in. De andere groep laat nog een hele tijd op zich wachten, de chauffeur wil blijkbaar nog iets goedmaken voor het feit dat hij de cheeta´s niet heeft kunnen laten zien. Pas als we gedoucht hebben arriveren ze moe en onder het stof. Tijd voor het diner. Het eten is wel goed, maar de muziek is van dezelfde jongens met exact hetzelfde repertoire dat zo kort is dat we opnieuw My bonnie is over the ocean wel vier keer voorbij kunnen horen komen, en inderdaad komt die leeuw ook weer langs. Tijdens een ander nummer jaagt de zanger met zijn gestamp een klein meisje de stuipen op het lijf. We kiezen eieren voor ons geld en gaan op tijd naar het huisje terug. Eerst nog twee enorme vliegen (duimgrootte) doodslaan en een derde naar buiten jagen, maar dan kunnen we rustig slapen en hopen dat er geen gaten in de klamboe zitten.

Zaterdag 3 november

Opnieuw vroeg opstaan, de tweede dag game drives. We zitten nu met acht personen in een open wagen, die om half zeven vertrekt richting de Andersson Gate, de zuidwestelijke  ingang van het park. We hebben truien aan en dat is ook wel nodig. Zo vroeg op de ochtend is het nog koud, zeker als je met 60km per uur in een open wagen de wind opvangt. De chauffeur/gids heeft de permit vrij vlot voor elkaar en dan mogen we naar binnen. We gaan nu naar het westen. Enkele leeuwen, een groep gnoes waarvan er eentje hinkt. Als die wordt opgemerkt door de leeuwen, zal hij niet lang meer te leven hebben.  Op een gegeven moment stoppen we weer voor een drietal leeuwinnen die iets van de weg af onder een boompje liggen te luieren. De chauffeur heeft echter nog iets anders gespot: een piepklein vogeltje dat door zijn ouders wordt beschermd. Het is heel leuk om te zien. Even na halftwaalf komen we Okaukuejo binnen. In eerste instantie hebben we nu tot half drie pauze. Maar dan zitten we hier drie uur in de hitte, dus vragen we of we niet eerder kunnen vertrekken. Dat ziet de chauffeur eigenlijk niet zitten, aangezien er dan geen dieren te spotten zijn, op een enkele olifant na, en het bloedheet is. En eigenlijk moet hij ook drie uur pauze nemen, maar dat vertelt hij later pas. Uiteindelijk komen we overeen dat we om een uur weer vertrekken. We eten de lunch bij het zwembad en lopen daarna naar de waterhole, waar een olifant en nog wat andere dieren staan.

We zien op flinke afstand enkele olifanten die mogelijk naar een waterhole gaan, maar dat kan ook nog uren duren. Maar ook nu hebben we mazzel: in de verte zien we een paar jakhalzen en een steeds groter wordende groep gieren vechten om het karkas van een groot dier, waarvan de chauffeur zich afvraagt welk dier dit daar heeft laten liggen. Op die vraag krijgen we geen antwoord, maar het is nu gewoon aanleggen en filmen maar. Verder zien we nog kudu’s, mangoesten die over de weg rennen en later eentje in een boom. Qua vogels zien we een valk, iets wat we een “grote trap” noemen maar waarvan we de naam nog even moeten opzoeken en een secretarisvogel, die even een aanloop neemt en dan een stukje over de weg vliegt om aan de andere kant weer te landen. Aan het eind van de middag zien we de twee olifanten net van de waterhole weglopen. Terug op het kamp is het eerst naar de waterhole die tegen het kamp aanligt. Daar zien we weer een olifant, jakhalzen, zebra’s en giraffes. En dat alles met op de achtergrond de ondergaande zon. Hopelijk is dat shot een beetje mooi geworden. Snel naar het diner. De eerste keer dat we de malariapillen vergeten, maar we kunnen er een paar van Karin bietsen. Alette waarschuwt dat de eerste neushoorn bij de waterhole is gearriveerd, maar geeft ook aan dat er zeer waarschijnlijk nog vele zullen volgen. We rekenen snel af en gaan terug naar de poel. Daar zien we inderdaad eerst een neushoorn en later nog een stuk of vier meer. Lastig te filmen, want het is al donker, maar met een beetje geluk is dat op een groot scherm toch terug te zien. Ik heb de nachtstand van de camera ontdekt, het beeld wordt wel korreliger, maar de beesten zijn goed zichtbaar.  We zitten gelukkig onder dak, want van het ene op het andere moment begint het even te hozen, dikke druppels komen in groten getale naar beneden. Als we om tien uur naar bed gaan, blijven een paar leden van onze groep zitten en die zullen nog meer neushoorns zien en hyena’s en een kudde olifanten.

Zondag 4 november

Vergeet de eerdere opmerkingen over vroeg opstaan. De wekker gaat vandaag om vijf(!) uur, we moeten de spullen om 5.45 uur buiten  hebben staan, zodat het personeel de kamers kan controleren. Het ontbijt is goed en vlak voor we weggaan slaan we nog wat flessen water in. Dan is het 150 km door Etosha naar Rundu. De game drives hebben we achter de rug, we stoppen alleen nog voor dieren die we nog niet hebben gezien. Dat gebeurt een keertje als hyena’s over de grasvlakte rennen. Ondertussen miezert het nog na en zien we af en toe een bliksemschicht. Een korte sanitaire stop aan de rand van de pan is niet zonder gevaar, er kunnen leeuwen in het lange gras zitten en de wc’s zijn niet omheind. Weer in de bus blijkt er niemand te missen, dus de leeuwen moeten maar even wachten op de volgende toeristen. Iets verderop ziet Marleen nog wel twee neushoorns. En dan als toegift liggen er vlak voor de westelijke gate een groepje leeuwinnen op een paar meter van de weg. We zijn vergeten T-shirts of andere souvenirs te kopen, maar hebben daar nu geen tijd voor, we moeten om 9 uur het park uit zijn, anders moeten we extra betalen.

Van Etosha rijden we in noordoostelijke richting. We stoppen in Grootfontein om boodschappen te doen voor de lunch in de bus. Bevreemdend om weer grote groepen mensen te zien die hele moderne dingen hebben en doen. Ze zijn ook meestal heel netjes gekleed. Er is een pinautomaat, maar daar staat een lange rij voor, dus dat lukt niet. Gelukkig hebben we nog genoeg geld voor de rest van ons verblijf in Namibië. Te veel is ook niet goed, Namibische dollars zijn buiten Namibië blijkbaar erg moeilijk tot niet te wisselen. Dus dat is de opdracht voor de komende dagen: zorgen dat we weer Randen krijgen als wisselgeld, daarmee kunnen we in Botswana en Zimbabwe ook wel betalen. Tegen half drie stoppen we langs de weg bij een standje voor een township. Het afgelopen uur zag je al heel veel krotjes en hutjes van riet, leem en palen met omheiningen eromheen. Eenmaal gestopt rent de halve bevolking, vooral kinderen, op de truck af. Het wordt helemaal een dolle boel als Erik S. de bal die hij vorige week heeft gekocht, aan een van de kinderen geeft. De anderen geven wat koekjes en pennen. Als de truck weer vertrekt worden we nagezwaaid en zien we aan de overkant van de weg het jongetje met de bal naar huis te voetballen. Even later komen we aan in Rundu, waar we tanken en wat te snacken en drinken ophalen. Op het laatst draait de bus de asfaltweg af en volgt een uitermate hobbelige rit over een zandweggetje dat tussen de hutjes door meandert.

De lodge ligt aan de Okavango rivier. Die vormt ook direct de grens met Angola. We zien aan de overkant op een veldje een grote groep mensen die bezig zijn met voetbaltoernooi, naar het schijnt doen daar ook Namibische teams aan mee. Wat een verschil zijn die hutjes van daarnet met onze lodge. Je zou je bijna gaan schamen. Prachtige huisjes met rieten daken, gaas in plaats van glas, en alles van hout en mooi afgewerkt. Niet te lang bij stilstaan. We helpen de plaatselijke bevolking in ieder geval een beetje door ze vanavond voor ons te laten dansen en zingen in rieten rokjes en bikini’s. Dat klinkt wat clichématig, maar dat is wat ze voor ons in petto hebben. Het duurt even, want de huis van de trommels moeten eerst opgewarmd worden. Het is een leuke show en de dames kunnen goed zingen. Ze sluiten af met het Zuid-Afrikaanse en het Namibische volkslied en een afscheidslied. Het is een ander lied, maar ik moet even denken aan de scene uit The Sound of Music  waarin de kinderen afscheid nemen door “So lang, farewell” te zingen. Dan kunnen we gaan eten. We hebben slechts elektriciteit van zes tot elf uur (dankzij een ouderwetse generator), dus ik leg de camera aan de oplader, want alles moet vol zijn voordat we de Okavango Delta in gaan. Dan hebben we dik twee dagen geen stroom meer. Om tien uur is iedereen moe en gaan we slapen. De luid kwakende kikkers kunnen ons niet meer wakker houden.

Okavango Delta en Chobe

Maandag 5 november

Uitslapen zowaar! We hoeven pas om zeven uur te ontbijten en om acht uur weg. François en ik kijken naar de overkant, waar drie Angolese dames de was gaan doen in de rivier. Ik zet de video uit als blijkt dat ze ook de bovenkleren uittrekken. Het moet geen peepshow worden… Het ontbijt is voortreffelijk en Valerie, die samen met haar man en zoon de lodge runt,is net als gisteravond zelf ook present, nu om af te rekenen. Hier kunnen we de laatste Namibische dollars inwisselen. Dan is het twee uur rijden naar de grens met Botswana. Weer krijgen we in de bus papieren om in te vullen. Eentje om Namibië te verlaten en eentje om Botswana binnen te komen. Dat stuk leggen we lopend af. Het laatste stuk voor de grens is een privé park, waar we eerst op een afstand een kudde olifanten zien, maar iets verderop eentje behoorlijk dichtbij tussen de bomen. Die waarschuwingsborden met een olifant erop staan er natuurlijk niet voor niets.

Bij de grens eerst uitstempelen, de WC is extreem goor, dus eens aan de kant van Botswana kijken. We gaan lopend de grens over naar de andere douane. Daar ben ik als eerste binnen, ik schuif mijn paspoort naar de uitermate goedgeluimde beambte (ze zingt zelfs “Oh happy day”, heb ik nog nooit iemand bij de douane zien doen), maar ze legt wel mijn paspoort opzij om eerst een stuk of zes anderen binnen de groep te helpen. Ze vraagt nog even van wie het paspoort is, ik zeg dat het de mijne is, waarop zij zegt “You wait”. Maakt niet uit, we zijn toch met de hele groep. Maar vreemd vind ik het wel. Met mijn nieuwe stempeltje wandel ik uiteindelijk toch naar buiten en vind dan een hele schone wc. Vervolgens wachten we tot de laatste van de groep het gebouwtje uitkomt. In Botswana zijn de stroken aan weerszijden van de weg publiek gebied en daar mag iedereen overdag zijn vee laten grazen. We komen dan ook heel veel koeien, geiten, ezels en ook wat paarden tegen, die midden over de weg lopen of er blijven staan. Een paar keer zien we dat dat ook fout kan gaan. Er wordt op Mond- en klauwzeer gecontroleerd. We passeren twee posten voordat we bij de derde de bus uit moeten en over een matje met een vloeibaar goedje moeten lopen. Ook onze tweede paar schoenen moeten een doop ondergaan. Kleine moeite, groot plezier voor Botswana. De kwaliteit van de geasfalteerde weg is minder goed dan gehoopt, dus we hobbelen weer wat af, naar een afgelegen lodge in de buurt van Maun. De bar en het restaurant en het zwembad(!) zijn daar enige tijd geleden afgebrand. Het zwembad is verplaatst, je ziet nog wel de zwarte plekken van de brand. De nieuwe bar wordt nog gebouwd, dus eten we in de buitenlucht. Ook leuk. Alleen jammer van die beestjes. Maar ja, this is Africa. Voor het diner aan zijn we uitermate actief met de nieuwe bal van Erik S. Een van de andere gasten laat zich daar niet door afschrikken, stapt in het zwembad en doet ook mee. Het gaat er soms fel aan toe (maar wel op een leuke manier), als we niet in het water zaten, zouden we aardig verhit kunnen raken. Jammer dat deze bal geen lang leven heeft, hij komt in een doornstruik terecht en raakt lek. De hutjes waarin we zijn klein maar van steen, en grappig genoeg sta je buiten te douchen, wel omheind maar in de open lucht. Het wordt de komende dagen achter nog veel simpeler, want we gaan de Delta in en overnachten in tenten in een mobile camp op een van de eilanden. Vannacht echter nog in (iets te kleine) bedden, met airco en een klamboe. Toch word ik gestoken, hopelijk niet met beroerde gevolgen…

Dinsdag 6 november

Na het ontbijt worden we in een truck van Delta Air geladen, met maar een deel van de bepakking. De grote reistassen blijven achter. We rijden door Maun waar extra ijs voor in de koelbox wordt ingeslagen. Tijdens het wachten zien we het Afrikaanse dagelijkse leven aan ons voorbij trekken en we zwaaien naar de plaatselijke bevolking. Dan moeten we nog een stuk door naar de plek waar twee speedboten liggen. Daarmee varen we eerst drie kwartier voor we bij het poler station aankomen, waar we overstappen in mokoro’s, traditioneel zijn dat uitgeholde bomen, maar die van ons zijn van glasfiber, op eentje na. De polers kiezen uit met wie ze willen varen. Marleen ziet dit echt niet zitten en mag in de speedboot mee, die voor de bevoorrading zorgt. Het wiebelt best, dus ik hou de video in de waterdichte zak. Ronnie vindt het gevaar minder groot en knipt er met zijn camera vrolijk op los. Het is prachtig varen zo, maar ook heet (nog bedankt voor de tip van de parapluutjes, Alette) en het water ziet er ontzettend helder en schoon uit, maar er zit een parasiet in, dus daar willen we toch echt niet in terecht komen. De polers zelf hebben daar geen moeite mee, we zien ze zelfs een beker door de rivier halen en het water opdrinken. Verderop treffen we een groepje zwemmers, ieder zijn meug. De tocht kan een anderhalf uur duren, maar is (gelukkig) na een uur al voorbij. Op het eiland staan onze tenten in een halve cirkel. Tien meter daarachter staan links en rechts nog twee constructies van tentdoek: een bush-douche en een wc, met daarin een plastic wc-pot boven een gat in de grond, een zogenaamde longdrop. Al een stuk beter dan alleen een gat in de grond!

Eerst maar eens lunchen en niksen in de schaduw onder het tentdoek, boekje lezen, spelletje doen. Marleen en ik spelen een snelrekenspel dat ik heb meegenomen. Naast de koelbox (die in deze hitte van tegen de 40 graden snel minder koel wordt) is er ook een andere manier om je drankjes koel te houden:  stop ze in een sok en haal die door de rivier. Scheelt echt stukken. Ada probeert dit ook, maar dat gaat niet goed, ze komt tot grote hilariteit van de groep terug met flinke modderspatten op haar witte blouse en haar gezicht. Ze was met haar slippers blijven steken in de modder. De anderen lopen door de mokoro’s naar een stukje van de oever waar het water dieper is. Aan het eind van de middag doen we onze eerste game walk, die twee uur duurt. De gidsen vertellen ons iets over de vogels die we zien, de sporen op en de gaten in de grond. Ze spreken Engels maar zijn niet altijd gemakkelijk te verstaan. Zo denken we eerst vijf minuten dat die gaten in de grond zijn gemaakt door cheeta’s die op zoek zijn naar mieren. Klinkt raar en is ook niet waar, het gaat om ant eaters. Wat een klemtoon al niet kan veroorzaken. Terug bij het water moeten we alleen nog even met de mokoro’s een metertje of vijftig varen naar ons eigen eiland. Ondanks de minimale faciliteiten is ’s avonds bij het diner alles goed verzorgd door Russel, de kok. Met diverse dierengeluiden, waaronder die van een bijzonder dichtbij klinkend nijlpaard, vallen we op de stretchers in de tenten in slaap.

Woensdag 7 november

Ook tijdens deze kampeersessie staan we vroeg op. Het is ook heel vroeg licht, dat helpt al. Om zes uur starten we met een game walk van vier uur. Om naar het andere eiland te komen moeten we met  drie personen tegelijk in een mokoro. Dat wiebelt al iets meer. Vroeg in de wandeling zien we een olifant op korte afstand. We zorgen dat we qua windrichting aan de goede kant van het beest blijven staan. Een machtig gezicht en sensationeel dat we zo dichtbij komen zonder wat voor bescherming dan ook. Op een termietenheuvel zit een baviaan. Als we dichterbij komen springt hij eraf. Hij is niet de enige baviaan, op een veld links van ons rent ineens een hele grote groep van ons vandaan. Sommige met kleine baby-baviaantjes aan zich vastgeklampt. Ook zien we gnoes in galop, zebra’s en twee wrattenzwijnen. Dan wordt het tijd terug te gaan, nu in een iets hoger tempo. Het laatste stukje is weer een kort tochtje over het water, nu met vier personen in een mokoro, en dat voelt niet prettig. Daar krijgen ze nog wel iets van te horen van Alette.

De komende zes uur hebben we weer helemaal aan onszelf. We zoeken in ieder geval de schaduw weer op, want opnieuw loopt de temperatuur tegen de 40 graden. We proberen de bush-douche, maar zweten weer zodra we eronder vandaan komen. Over heet gesproken: de zwart plastic WC staat ook lekker in de zon te branden. Wie zijn billen brand… Alette heeft Boggle meegenomen, en dat spelen we met een paar man een aantal keer, tot het tijd is voor de sundown cruise. Het aantal personen in een mokoro is nu weer gewoon twee, en dat valt weer mee. Door een doolhof van riet varen we naar de hippo pool, een open stukje water waar doorgaans nijlpaarden zitten. We zien er eentje. Nu is het wachten op de zonsondergang over het Lelieveld op het water. Erg mooi. Vervolgens maken de polers zich met ons (gelukkig wel, zeg) en de mokoro’s uit de voeten, want ze moeten voor het donker is weer terug zijn op ons eigen eiland. Na het avondeten hebben de polers nog iets voor ons in petto: ze gaan liedjes zingen. Het kost alleen wat moeite om te bepalen welke, maar na een paar discussies komt er toch steeds weer een nieuw lied. Op een gegeven moment komen er twee mannen geschminkt (polers Tompo en Sam) als bejaarde mannetjes om het kampvuur dansen. We bedanken de polers met een welgemeend applaus. Daar stopt het gezang echter nog niet, onze eigen groep zingt er ook vrolijk op los met Nederlandstalige nummers, af en toe een Belgisch nummer en Betty zingt ook wat Moluks liedjes. Ik zoek al vrij vroeg mijn bed op, het was weer een vermoeiende, maar zeker mooie, dag.

Donderdag 8 november

Ondanks dat we langer kunnen uitslapen, staan de meesten toch weer om 6 uur buiten de tent. Na een goed ontbijt mogen we allemaal weer de mokoro’s in voor de terugtocht. Bij het poler station is het een kwestie van paraplu’s uitdelen aan de polers, dan de speedboten in en met de eigen truck naar het vliegveld. Twaalf leden van onze groep gaan met Cessna’s de Delta vanuit de lucht bekijken. We betalen eerst 85 dollar en gaan dan iets verderop pinnen en wat te eten halen. Dat klinkt vrij gemakkelijk en snel, maar er staat een rij voor de pinautomaat en het personeel van de snackbar doet er bijna drie kwartier over om onze broodjes te brengen. We hebben net tijd om dat naar binnen te werken voor we terug moeten naar het vliegveld. Hier moeten we onze paspoorten laten zien en door de security. Het is wel een internationaal vliegveld, vandaar. We worden naar de cessna’s gereden. Daar stappen we in, ik zit weer op de plek van de co-piloot en daar wordt nog even een foto van gemaakt. Maar dan blijkt onze seven seater maar six seats te hebben. Er wordt even gebeld en opnieuw komt hetzelfde busje weer aanracen, nu met een extra stoel. Zodra die gemonteerd is kan piloot Keith de motor starten en de startbaan oprijden. Buiten is het warm, binnen is het heet, misschien wel 50 graden. Heel hoog vliegen we niet. Wel met de nodige zijwaartse en op-en-neerbewegingen. Dat valt nog best mee, buikspieren aanspannen en verder niet over nadenken. We vliegen een stuk de Delta in en volgen de rivier. Als snel zien we grote kuddes buffels, olifanten en wat al niet meer. Het filmen valt nog niet mee, voor je het weet ben je er alweer voorbij. Maar de overzichtsshots moeten wel prima zijn.

Iets minder prima is het als Keith een paar hele scherpe bochten maakt om ons wat dieren te laten zien. Na twee daarvan begin ik me erg oncomfortabel te voelen en gutst het zweet me van het voorhoofd. Flink door de neus ademen en concentreren op de horizon! Na zo’n 10 minuten gaat het alweer een beetje en film ik weer wat. Als Keith vlak voor het vliegveld nog zo’n bocht inzet, roep ik hard Nooooooo! Dat hoort hij gelukkig, verbaasd kijkt hij om: sea-sick? Ja, knik ik. Vreemd, vindt hij, dat om meestal voor bij de mensen achterin. Die blijken later ook niet ongeschonden uit de strijd te komen: van de zeven passagiers hebben er vier wel even problemen gehad. Ronnie heeft helemaal achterin het kotszakje ook al bij de hand gehad. Het toestel staat gelukkig weer aan de grond, maar het kost me nog wel wat moeite en tijd om eruit te komen. Ik sta op asfalt te zweten en te wankelen. We moeten snel het busje in naar de aankomsthal. Daar staat de rest ons al op te wachten en te lachen omdat we enorm bezweet zijn. Dat verandert als ze mij zien. Ik krijg koud water, ijsblokjes voor in de nek, enzovoort. Ondertussen wil Alette snel weg, maar ik ben nog niet zover. Toch moeten we haast maken, want Dumile staat zo’n beetje voor de deur, waar hij helemaal niet mag staan. Een bekeuring wordt maar net afgewend. Ik ga bij hem voorin de wagen zitten en concentreer me weer op de horizon. We rijden 3,5 uur naar Gweta. Onderweg zien we het resultaat van bosbranden en ook komen we nog rookwolken tegen. Na een stop waar we weer over een matje moeten lopen vanwege mond-en-klauwzeer ga ik weer achterin zitten. Maar bij de volgende stop verruil ik die plek toch weer voor de bijrijdersstoel. In Gweta gaan we lekker het zwembad in. Er is ook WIFI, we betalen voor het wachtwoord en zetten het nieuwste verslag op onze site. Foto’s uploaden is echter nog niet zomaar gebeurd, dat kost wel een uurtje. Ineens zit de halve groep met iPad en telefoon op het internet. Toch een beetje verslaafd aan informatie? Het diner is weer een braai en doet ons goed. De rest van de avond brengen we door aan de bar. Alleen François gaat nog een keer het zwembad in. Als we naar bed gaan steekt er net een harde wind op, die in sommige huisjes een hoop zand binnenbrengt.

Vrijdag 9 november

Enige tijd geleden troffen we in Namibië een gestrande bus aan met een groepje toeristen die naast de weg hadden moeten overnachten. We hadden daar wat leedvermaak over en hoopten dat ons dat bespaard zou blijven. Het is ook heel lang goed gegaan, maar vandaag krijgen we zijn we dan toch echt de klos. De rit van Gweta naar Kasane is zo’n 420 km, maar na 200 km maakt de bus een onverwachte beweging en merken we dat er iets aan de hand is. Bij een plek met een bord “parkeren is hier voor eigen risico, er zijn wilde dieren”, stop Dumile en neemt hij de schade op. Een van de wiellagers is naar de knoppen, er komt rook uit het wiel. Het lukt hem niet dat te repareren. Nu is er in dit deel van de wereld niet zomaar een Wegenwacht die het probleem binnen een uur komt verhelpen. Sterker nog, Dumile en Alette hebben allebei geen bereik op hun mobieltjes. Ze besluiten heel langzaam door te rijden tot ze wel bereik hebben. Enkele Nederlandse mobieltjes, waaronder die van Chantal, heeft wel bereik. Daarmee wordt naar Kaapstad gebeld en volgen instructies: stoppen langs de weg en wachten op een andere truck, die vanuit Kasane wordt gestuurd. Daar is namelijk ook een groep van Africa Travel, en de chauffeur heeft tijd om ons op te halen. Even 200 km heen en terug. Hoe laat hij er precies is, is niet helemaal duidelijk, maar als hij er eenmaal is, hebben we dik vier uur aan de kant van de weg in de schaduw van een boom gezeten. Ronnie maakt enkele groepsfoto’s. Het zou heel goed de laatste keer kunnen zijn dat we Dumile zien, hij moet namelijk nog de truck repareren en het is maar de vraag wanneer de onderdelen komen. Dat zou dagen kunnen duren. Hopelijk zien we hem toch nog voordat we weer uit Vic Falls vertrekken. Voor de zekerheid nemen we toch maar uitgebreid afscheid van hem. Dan is het tijd te vertrekken.

De geplande game cruise over de Chobe rivier zit er voor vandaag al niet meer in. Alette vraagt wat we willen, of morgen na de game drive ook nog die cruise doen en dan pas later in  Victoria Falls aankomen, of iets overslaan en dan meer tijd overhouden in Vic Falls. De meerderheid wil toch beide activiteiten in Chobe National Park doen.  Onderweg treffen we diverse olifanten vlak langs de weg en nog wat andere dieren als struisvogels en wrattenzwijnen. Ook zien we hier veel landbouwgrond. Er wordt blijkbaar flink door de overheid geïnvesteerd, onder andere in een kanaal dat wordt gegraven. Het is al donker als we in Kasane aankomen. Hier zien we ook olifanten, in de achtertuin van wat onze lodge blijkt te zijn. Eerst stoppen we bij de plaatselijke Spar, zodat we eten en drinken voor morgenvroeg kunnen kopen, want ontbijt bij de lodge zit er wegens het gewijzigde schema niet in. Het eerste wat we zien voordat we de straat oversteken zijn twee wrattenzwijnen die gewoon in het dorp rondscharrelen op zoek naar eten. De Spar is gelukkig nog open en na een snelle strooptocht zijn we als eersten terug bij de bus. Niet iedereen komt er zo gemakkelijk van af, op een gegeven moment valt de stroom uit en wordt de deur snel dichtgetrokken. Een paar kassa’s doen het nog en enkele ongelukkigen die bijna aan de beurt waren moeten nu bij een van die andere kassa’s weer achteraan aansluiten. Buiten wordt het inmiddels donker en gaat het harder waaien. Als de laatsten bij de bus aankomen vertrekken we naar de lodge. Moe stappen we uit en wachten we op onze sleutels. We hebben geen puf meer om het stuk naar het zwembad te lopen om een als dan niet frisse duik te nemen. We gaan gewoon eten en daarna buiten zitten drinken en terugkijken op deze wonderlijke dag.

Zaterdag 10 november

We beginnen vroeg met weer een game drive, nu door Chobe National Park. Het park heeft wel een poort maar geen hekken. We hebben wel een hek gezien, maar die staat om onze lodge heen. Veel dieren passeren de revue: olifanten, impala´s, wrattenzwijnen, kudu’s, een visarend, maar ook leeuwen. Eerst eentje die aan een dode olifant bij de Chobe rivier zit te kauwen. Ze heeft blijkbaar een groot deel van de slurf al verorberd. We hebben er goed zicht op. Onze gids krijgt een bericht door dat er verderop iets interessants zit. We zien een nijlpaard met baby en kunnen de gids maar net lang genoeg staande houden om het duo vast te leggen, want hij wil verder: er zijn leeuwen gesignaleerd! Het is vrij simpel, volg het spoor naar de vijf auto´s die er al staan. Er liggen een stuk of zes leeuwen en leeuwinnen aan een buffel te kauwen. Eentje zit er zelfs al de maag van binnenuit op te peuzelen. Een ander zet haar enorme tanden in het achterwerk van het dode beest. Ze laten ons kijken. Een van de jonge leeuwen loopt even rustig naar de rivier en komt dan weer terug. Allemaal heel dicht bij ons in de buurt. We besteden hier behoorlijk wat tijd. Als we verder rijden zien we al heel snel nog een leeuwin, op een meter of acht of tien van ons vandaan, net naast de zandweg. Die is al vol en komt gelukkig niet van haar plek, iets waar niet iedereen in onze open safariauto van overtuigd is. We spotten ook een paar buffels in de verte. Daarmee hebben we de Big Five al bijna compleet. Het wachten is nog op een luipaard, maar die kans is klein. Wel zien we in een boom het restant van een impala liggen/hangen, wat een teken is dat er wel een luipaard in de buurt is geweest. Na ook een grote kudde buffels te hebben aangetroffen is het weer tijd om terug te gaan. Maar we zijn nog niet klaar, een setje mangoesten en een kudde olifanten kruisen ons pad nog. Ook zien we een aantal andere olifanten de rivier overzwemmen, naar Namibië. Zoals de gids zegt: zonder paspoort en zonder visum…

Om even na half tien zijn we terug bij de lodge. Hier hebben we nog even tijd te horen dat de andere helft van onze groep helaas niet zoveel heeft gezien, en om te ontbijten en dan is het tassen uit de kamers halen en in de nieuwe truck (met bijbehorende nieuwe chauffeur genaamd Servius) te laden. We worden binnen een paar minuten naar een plek aan de oever van de Chobe rivier gereden. Er ligt een boot voor ons klaar voor de game cruise die we oorspronkelijk gisteren zouden doen. Jerry, de kapitein , legt een aantal dingen uit en dan gaan we weer richting het park, nu via de rivier. Ook hier moeten de registratiepapieren worden bijgewerkt, maar dan is het ook weer volop beestjes kijken. Het begint met buffels die staan te grazen op het eiland in de rivier ligt. Het eiland was een twistpunt tussen Botswana en Namibië, aangezien het op de grens (wat de rivier in feite is) ligt. Door te kijken naar de diepte van het water aan beide kanten van het eiland zijn ze eruit gekomen, aan Botswana kant is dat 7 meter, aan Namibië kant is dat een stuk dieper en dus valt het eiland onder het grondgebied van Botswana. Aan de andere oever vinden we een krokodil, die haar eieren ligt te bewaken. We komen heel erg dichtbij, weer op een paar meter van het dier. Ook aan de oever: ene visarend in een boom en een enkele olifant, die door ons met veel genoegen op foto en film wordt gezet. In het water zelf treffen we diverse groepjes nijlpaarden aan, sommige ook met jongen. Voor de film wil er geen even een flinke gaap produceren, maar even later doen ze het toch wel. Maar dan heb ik de camera dus niet gereed. Ronnie wel, dus toch een half succes. Uiteindelijk hebben we toch het meeste oog voor de nijlpaarden, ondanks de andere mooie dieren die we tegenkomen. Het laatste groepje ligt in een vrij ondiep stuk, en we filmen die ook, als er een exemplaar direct naast de boot omhoogkomt en zo voor wat commotie zorgt. Hij rent blijkbaar geschrokken met rasse schreden naar het groepje en installeert zich daar dan. Ondertussen is de wind aardig op komen zetten en worden we van de voorkant van de boot verdreven omdat het water over onze tassen heenslaat. Even later waait zelfs een plastic stoel overboord, maar die heeft Jerry zo weer binnengehaald. Na drie uur zit ook deze wildlife experience er weer op en kunnen we weer bij de Spar langs voor de laatste aankopen met onze pula’s. We moeten rekening houden met behoorlijke vertraging bij de grens met Zimbabwe. Niet bij het vertrekken uit Botswana, maar bij het betreden van Zimbabwes grondgebied. Dat kan zomaar vier uur duren. Maar de vrees hiervoor is in dit geval ongegrond, na een uur kunnen we al weer verder voor onze laatste echte bustocht, naar Victoria Falls, ook wel Vic Falls genoemd. Hier blijven we weer twee nachten slapen. Tijd om weer een wasje te doen, want alle kleren zitten onder het stof en het zweet. Maar goed, this is Africa…

Voordat we het hotel bereiken gaan we eerst de activiteiten voor morgen regelen en betalen. Dat betekent voor de meesten een helicoptervlucht. Na een snelle douche in het hotel duiken we het zwembad in, het grootste en diepste tot zover, en het heeft een pool side bar. Niet dat dat comfortabel zit, maar enfin. We denken dat diverse groepjes het dorp intrekken om te gaan eten, maar dat is niet het geval. We gaan met z’n vijven (François, Marleen, Chantal en wij) naar Mama Africa Eating House, terwijl de rest in het hotel eet. Als we weggaan zien we dat zij worden vergast op een optreden van Afrikaanse zangers/dansers. Teruggekomen van het eten horen we dat Basz heeft meegedanst en dat een groep Afrikanen allemaal met Paul op de foto wilden, dat Alette heeft gezegd dat hij heel beroemd was in Nederland en dat hij Kenny Rogers heette. Ook hier sluit de bar op tijd en duiken we dus vroeg het bed in.

Victoria Falls

Zondag 11 november

Door de verschillende activiteiten die men al dan niet heeft geboekt (in sommige gevallen is de activiteit uitslapen) treffen we slechts een deel van de groep aan de ontbijttafel aan. We moeten wel zorgen voor een bodempje, want voor de helft van ons staat er een helikoptervlucht boven de Victoria Falls op het programma. Met de ietwat vervelende ervaring in de laatste Cessna hoop ik dat het nu wat rustiger wordt. Maar we hebben eerder in een helikopter gezeten en ik heb er alle vertrouwen in dat het goed komt. Om 9 uur worden we opgehaald en per busje naar de helipad gebracht. We zijn met zijn negenen, er kunnen vier personen tegelijk vliegen. Er staan al twee dames te wachten en het personeel vraagt om nog twee passagiers. Dat worden Ronnie en ik. We moeten even op een weegschaal staan en mogen dan het hekje door naar de klaarstaande helikopter terwijl we op foto en film worden vastgelegd. Zonder schokken gaan we de lucht in richting de watervallen, we zwaaien naar de achterblijvers. Al snel vliegen we over de Zambezi rivier. Er staat duidelijk weinig water, maar ook als het water hoog staat zijn er eilandjes in de rivier. We zien de watervallen dus niet in volle glorie, maar als we in januari waren gegaan, dan hadden we en op de andere plekken tijdens de reis minder kans op dieren gehad, en was het nog heter geweest. En vergis je niet, er dondert nog steeds heel veel water over de rand de afgrond in. Ik laat de video bijna de hele vlucht met een duur van 15 minuten op opnemen staan. We zien aan de overkant Zambia, hebben een goed zicht op de brug over de Zambezi en de kloof waardoor de rivier zigzagt nadat het water naar  beneden is gedonderd. Erg indrukwekkend.

De piloot zorgt ervoor dat we van alle kanten goed zicht hebben, maakt een aantal rondjes en vliegt dan terug naar de thuisbasis. Onderweg zien we bij een hotel een golfbaan liggen. Nog steeds heb ik geen drang om daarheen te gaan. Bij de landing worden we weer gefotografeerd en mogen we binnen plaatsnemen, waar de in de haast klaargemaakte DVD en CD worden vertoond. Op de DVD zien we onszelf voor en na de vlucht, de rest van de beelden geven een overzicht van een willekeurige vlucht met hier en daar informatie over de afmetingen van de watervallen en hoe het er in het droge en het natte seizoen uitziet. De kwaliteit valt tegen en ook de CD met foto’s vinden we niet zodanig dat we die aanschaffen. Wel willen we een T-shirt hebben, ik betaal met een biljet van honderd dollar en krijg naar het schijnt het laatste wisselgeld van de verkoopster terug. Het is dan om en nabij half tien. We filmen de anderen als ze in en uit de helikopter stappen, daar hebben ze meer aan dan de koopwaar binnen. Ondanks het feit dat we de watervallen niet in de volle breedte zien, vindt iedereen het toch een prachtige ervaring. Als de laatsten zijn geweest rijden we terug naar het hotel. Daar wachten we even tot we om een uur of twaalf naar de watervallen lopen. Alette zit er ook met de T-shirts die we hebben besteld. Daarop staan de voorkant Africa en de Big Five en is op de achterkant onze route t zien.

Als we iets negatiefs moeten noemen aan Vic Falls dan is dat ongetwijfeld en met volle overtuiging de aanwezigheid en de opdringerigheid van de straatventers. Nee verstaan ze niet. Je kunt er niet omheen, maar de beste optie is gewoon negeren. Binnen het park mogen ze niet komen, dus dat scheelt. De uitzichtpunten bij de watervallen hebben allemaal een nummer. We lopen naar nummer een, waar een standbeeld staat voor Dr. Livingstone (neem ik aan). Het is ietwat bewolkt als we van uitzichtpunt naar uitzichtpunt lopen. Overal nemen we de tijd om de mooiste plaatjes te schieten en ook gewoon zonder camera te kijken, natuurlijk. We zijn nu met z’n tweeën, dat loopt wat makkelijker op ons eigen tempo. Op een bepaald punt, bij de Main Falls, ziet de omgeving eruit als een tropisch regenwoud. Niet vreemd, want heel veel waterdruppels van ‘de mist die dondert’ gaan hier ook door de lucht. We ontmoeten een soort eekhoorntje en een groepje wrattenzwijnen. Aan de overkant zien we de Devil’s Pool, een kleine uitholling direct voor de afgrond. We hadden voor de vakantie al gezien dat die bestond en dat mensen daarin springen. Nu zien we dat ook gebeuren, al doet de een dat met meer bravoure dan de ander. Kennelijk is het niet levensgevaarlijk, anders zou dit niet zijn toegestaan. Iets verderop komt er nauwelijks water meer naar beneden. Ook een apart gezicht en eigenlijk helemaal niet vervelend. We kunnen doorlopen tot de kloof een scherpe bocht maakt en we bij het laatste uitkijkpunt komen, dat op de brug. Hier komen bungeejumpers aan hun trekken. Niemand van onze groep heeft zich daarvoor aangemeld en we zien ook helemaal niemand anders springen. Terug bij de ingang willen we wat te eten bestellen, maar diverse lekkernijen zijn al op. De Crocodile Tail Wrap en de Mosi-burger smaken ook prima. Zodra we weer het park uit zijn begint het gedonder met de straatventers weer. Ronnie heeft zijn oog laten vallen op een houten beeld met de Big Five daarin verwerkt. Dat was ook al zo in Swakopmund, maar nu koopt hij er toch eentje, voor de helft van de prijs die oorspronkelijk wordt gevraagd. We vermijden alle andere verkopers en bij het hotel aangekomen genieten we weer een tijd van de koelte van het zwembad.

Om zes uur zijn we weer bij elkaar voor de voettocht naar het Victoria Falls Hotel en het bijbehorende Jungle Junction restaurant. Het hotel ziet er prachtig uit en de locatie is ook mooi, je ziet de brug hoog boven het water hangen en iets verder een witte mist van waterdruppels. Het wordt nu snel donker. Tijdens het eten dat in de vorm van een buffet in overvloed voor ons beschikbaar is, zijn er ook nu weer dansers, die soms de gekste maar hele mooie maskers dragen. Als die zijn uitgedanst, is het woord aan Chantal, door ons als vrijwilliger aangewezen om Alette te bedanken voor haar uitstekende werk tijdens onze reis. Jammer dat Dumile er niet bij is. Alette neemt de kaarten en enveloppen met fooi voor allebei in ontvangst en zegt zelf ook nog wat dankwoorden, en geeft de laatste huishoudelijke mededelingen door. Dan betalen we en lopen, zonder nog een straatventer tegen te komen terug naar het hotel. Daar is de bar net gesloten, maar na een smeekbede van Marleen mogen we toch nog een drankje bestellen. Blijft het toch nog even gezellig.

Maandag 12 november

François ligt om kwart over zeven al in het zwembad. Ik neem ook een frisse duik. Het gaat warm worden vandaag, dat voel ik nu al. Tegen acht uur komt Ronnie ook nog even zwemmen. De andere leden van de groep zijn of nog niet op, of zijn de tassen aan het inpakken, slechts een enkeling ontbijt zo vroeg in de ochtend. Hopelijk zijn onze zwemspullen een beetje op tijd droog als we om half elf vertrekken. Alette heeft nieuws van Dumile, hij gaat het voor ons vertrek naar het vliegtuig niet halen. Wel zal zij samen met hem de volgende reis van Livingstone in Zambia (vlak om de hoek) naar Kaapstad, de omgekeerde richting dus, gaan maken. Het is voor haar maar te hopen dat ze weer zo’n fantastische groep krijgt… Ze geeft instructies voor op het vliegveld, want er is te weinig tijd tussen ons vertrek en de aankomst van de volgende groep. We nemen afscheid van haar en worden in een ons helaas niet vertrouwde bus nar Victoria Falls Airport gebracht. Dit is een klein vliegveld, met maar een paar incheckbalies, maar hij is wel internationaal. En er komt nog eens iemand: Mbeki schijnt zo te arriveren. De beveiliging wordt aangescherpt, er wordt een rode loper uitgelegd en allerlei mensen staan met vlaggetjes te zwaaien. Door de aanwezigheid van deze VVVVIP hebben we wel ietwat vertraging, maar dat is geen punt, want we hebben oorspronkelijk vier uur overstaptijd in Johannesburg.

In Jo-burg hebben we in ieder geval iets meer te doen dan in Vic Falls: shoppen! We moeten nog van onze randen en dollars af. Dat is niet moeilijk, er zijn veel souvenirshops, zoals Out of Africa. In een andere shop koop ik nog een groen poloshirt van de Springboks, het nationale rugbyteam. De rest maken we op in een restaurant. Dan is de tijd al vrij vlot voorbij en kunnen we naar onze gate. Hier nemen we afscheid (het begint een gewoonte te worden) van Marloes. Zij heeft net als op de heenreis een rechtstreekse vlucht geboekt. Scheelt maar 80 euro maar vooral een korte overstap in Frankfurt. Als het goed is is ze slechts een uurtje later op Schiphol. Misschien iets voor de volgende reis? We mogen het vliegtuig, opnieuw zo’n enorme Airbus A380, in en zwaaien in de slurf nog uitgebreid naar haar. Als de piloot het signaal boarding complete aangeeft, zit ik op een rij met Ada en Ed, maar tussen Ada en mij is de stoel leeg. Extra beenruimte dus. Naast Ronnie zijn er zelfs twee stoelen leeg. Geen gillende kinderen, dus dat moet een prima vlucht kunnen worden. Op zich is het best te doen, maar ik kan helaas niet de hele nacht slapen. Maar met wat dutjes hier en daar lukt het ook wel.

Dinsdag 13 november

Frankfurt Airport sucks! We hebben al niet veel tijd, slechts een uurtje ofzo, maar als er iemand de security in Cuba kan overtreffen qua traagheid, dan zijn het deze dames en heren wel. François en Marleen mogen doorlopen via de Business Class, wij moeten helaas aansluiten bij de enorme groep Economy losers. Eindelijk zijn we aan de beurt. En dan bedoel ik ook aan de beurt: bij Ronnie gaat het poortje af (hij had nog zo gezegd dat dat ding zou reageren op zijn schoenen) en allebei onze rugzakken worden apart gezet. Ik moet mee een kamertje in waar ze mijn videocamera willen controleren op stoffen voor explosieven. Ze zien al snel dat er niets aan de hand is, dus ik kan weer doorlopen. Ronnies rugzak was blijkbaar toch niet zo interessant, dus mag ook door. Marleen staat er ook nog, bij haar ging het om de souveniertjes. Pieterpeuterig gedoe! Anyway, we kunnen door, nu naar de paspoortcontrole. Ook hier staat een fikse rij, maar gelukkig kunnen we doorsteken naar de EU-balies, waar bijna niemand voor staat. Dan snel naar de wc en naar gate A15. Daar denken we het vliegtuig in te stappen, blijkt het een bus te zijn. Die voert ons naar het meest afgelegen deel van het vliegveld, misschien staat daar een reservevliegtuig ofzo. Eindelijk zitten we in het vliegtuig. Maar weg kunnen we nog niet, want het heeft vannacht gevroren, dus moeten ze zeker weten dat er geen ijs op de vleugels zit.

Met enige vertraging stijgen we naar cruising altitude, krijgen een yoghurtje en een bekertje thee en landen 45 minuten later op Schiphol. Hier gaat alles echt van en leien dakje, onze bagage komt binnen no-time van de band rollen. We nemen afscheid van iedereen, maar zullen nog contact houden om foto’s uit te wisselen en een reünie te regelen. Chantal heeft alle adressen, dus wie weet een schone taak voor haar… Terwijl de anderen snel verdwijnen, nemen wij net als vorig jaar met François en Marleen nog even de tijd in een van de eethoekjes. Zij zien wel wat in een vakantie volgend jaar in Zuid-Amerika met Dorien als reisleidster. Daar valt wel iets voor te zeggen. Dan zeggen ook wij elkaar gedag en stappen we even later in de trein. Een mooi moment om het laatste deel van deze reis te verslaan. We zijn tegen één uur in Groningen en worden daar opgewacht door onze ouders. De komende weken zullen we weer druk zijn met alle foto’s en filmbeelden te selecteren en verwerken. Pfff, hadden we maar vakantie!