Photo Pleasure
Navigation

USA Coast tot Coast 2010

Eastward Ho!

Tekst: Eric Afman / Foto’s: Ronnie Afman.

Maandag 27 september

Bij Ronnie gaat de wekker om 3.15 uur, onze ouders komen om 4.00 uur bij hem aan de deur. Na een korte politiecontrole (wegens een inbraak bij de supermarkt in Baflo) zijn ze om 4.30 uur in Groningen. Deze keer ben ik ook op tijd wakker (is ooit eens fout gegaan). Om kwart voor 5 staan we op het station en even over vijf vertrekt de trein naar Schiphol. Onderweg halen we nog een beetje slaap in. Op Schiphol gaat alles prima en het vliegtuig vertrekt iets achter op schema met zo blijkt een ietwat defect videosysteem. Maar de meeste mensen hebben in de loop van de vlucht toch de kans een filmpje te kijken. We zitten beiden aan het gangpad maar hebben hoe dan ook genoeg beenruimte. Met negen uur tijdverschil komen we tegen twaalf uur ’s middags aan in Portland, Oregon in het noordwesten van de Verenigde Staten. We halen onze auto op bij National, de verhuurder. We nemen nog een extra aansprakelijkheidsverzekering à 300 dollar. We dubben hier een tijdje over, maar de dame aan de balie vertelt ons dat als we aangehouden worden door de politie en geen verzekering kunnen laten zien, we een boete kunnen krijgen van 1500 dollar. Daarnaast nemen we nog een verzekering tegen een lekke band, een nieuwe sleutel, en een lege tank à 4,95 dollar per dag.

Een paar dollar armer, maar een Ford Expedition (een enorme auto) rijker verlaten we het vliegveld. De temperatuur is zo 84 graden Fahrenheit, zeg maar 28 graden Celcius. Tijd om de spijkerbroeken en truien om te wisselen voor korte broeken en T-shirts. Dan vervolgen we onze weg naar het westen. Hoezo Eastward Ho? Wel, Portland ligt 80 mijl van de westkust en onze reis gaat van kust naar kust, dus willen we toch eerst nog even naar de Stille Oceaan. We hebben vanuit Nederland een motel geboekt in Seaside. Dit is de plek (grofweg) waar in 1806 Lewis & Clark hun route van St. Louis naar het Westen voltooiden. Er staat een standbeeld van de heren aan het strand. Een plaatsje net ten Zuiden hiervan is Cannon Beach, hier staan enkele rotsen vlak voor de kust in zee. Veel van de oceaan zien we niet, want er hangt een dichte mist net voor het strand. Maar toch stappen we even het water in. Best fris! We rijden terug naar het hotel om even te gaan rusten alvorens een restaurant te zoeken. En ja hoor, vallen we natuurlijk gewoon weer in slaap (dat gebeurt ons wel vaker de eerste dag). Geen eten dus. Wel vroeg wakker de volgende ochtend (uurtje of vijf).

Dinsdag 28 september

De mist is nu nog veel dichter dan gisteren, dus van de kust is weinig te zien. Na het ontbijt in de Pig & Pancake rijden we naar Astoria in de noordwestelijke hoek van de staat. Astoria wordt het San Francisco van het noorden genoemd, gezien de helling van de straten. Daar aangekomen lopen we naar de brug die Oregon met de staat Washington verbindt en we beklimmen we de Astoria Column, een toren op het hoogste punt van de stad. Helaas is de oceaan nog steeds niet vrij van de mist, maar Washington en de Columbia River zijn wel te zien. We komen een paar Amerikanen tegen en maken een praatje over wat we gaan doen en zij geven tips wat we eigenlijk moeten gaan zien. We rijden via Portland naar het zuiden over Highway 5 naar Grants Pass, vlakbij de Rogue River. Hier overnachten we, maar gaan eerst nog lekker badderen in het zwembad bij het motel. Vanavond gaan we wel degelijk uit eten, maar daarna vallen we weer snel in slaap.

Woensdag 29 september 2010.

Vandaag gaan we naar Crater Lake. Volgens de reis brochures moet dit een prachtig blauw meer zijn. Het weer kan niet beter, het wordt ruim 25 graden met een prachtige blauwe lucht.  Onderweg stoppen we een paar keer bij de Rogue River. De Amerikanen die we gisteren spraken noemden de Rogue River Gorge, een diepe spleet waar het water met grote snelheid en dito hoeveelheden doorheen stort. Er is ook een natural bridge, een lava tube net onder de grond waar de rivier doorheen stroomt. Als we weer een tijdje onderweg zijn, zie ik een State Patrol auto en waarschuw Ronnie, die achter het stuur zit. Helaas, het kwaad is al geschied, de agent rijdt ons achterna met zwaailichten aan. Stoppen dus. We zijn erg netjes tegen elkaar, worden vriendelijk verzocht toch maar iets dichter bij de maximum snelheid van 55 mijl per uur te gaan rijden in plaats van de 70 die de agent had genoteerd. Nu zijn we trouwens blij dat we die verzekering hadden genomen, anders hadden we waarschijnlijk toch een boete gekregen.

Met de schrik vrijgekomen vervolgen we onze weg naar Crater Lake, waar we rond 12 uur aankomen bij de Visitor Center. Hier maken we de eerste foto´s van het meer. Het ziet er prachtig uit. We kopen wat souvenirs en eten en dan blijkt maar weer hoeveel geluk we hebben met het weer. Vorige week sneeuwde het hier nog (het bleef niet liggen, maar toch). We besluiten rond de vulkaan te rijden en overal richting de krater te lopen om van het uitzicht te genieten en uiteraard foto´s en film te schieten. Als we bijna rond zijn beklimmen we eerst nog even een uitkijkpost genaamd The Watchman. Dit uitkijkpunt wordt nog steeds gebruikt om bosbranden te signaleren. Opnieuw komen we aan de praat met een paar Amerikanen en laten we ons informeren over wat we de komende dagen moeten zien. Het gesprek duurt al gauw drie kwartier. Het wordt al behoorlijk fris, dus we wachten niet meer op de zonsondergang en lopen weer naar beneden. Het is nog een klein uurtje rijden tot we bij het Diamond Lake Resort zijn. Hier zoeken we een kamer. Deze zijn allemaal volgeboekt, maar er zijn nog wel een paar blokhutten voor maximaal zes personen over (à 190 dollar). Maar om nou nog weer twee uur te gaan rijden, daar hebben we ook geen zin in, dus het moet dan maar. Het eten is wel lekker maar we moeten er nogal lang op wachten. Het lijkt wel of ze ons vergeten zijn (dat hebben we ook al eens mee gemaakt). Daarna vallen we moe maar voldaan in slaap.

Donderdag 30 september 2010.

Als we ´s morgens wakker worden is het koud, ongeveer 7 graden. In onze korte broek en T-shirt betalen we bij de frontdesk en maken nog even wat foto´s van het meer. Nu op weg naar Boise, Idaho. Het is een lage dag rijden langs Bend, Burns en nog allerlei plaatsen met soms wat merkwaardige namen als Brothers en Stinkingwater Creek. Bij de grens tussen Oregon en Idaho nemen we bij het Visitor Center een paar bladen mee, met daarin kortingscoupons voor hotelovernachtingen. Om een uur of zeven ’s avonds komen we bij het vliegveld van Boise bij het hotel van onze keuze aan. Met een coupon uit de brochure betalen we nog geen 50 dollar voor een overnachting voor twee personen, twee bedden, wireless internet, zwembad en ontbijt. Het zwembad is echter gesloten. We eten even verderop in de Kopper Kitchen en rijden nog even naar het verhuurbedrijf op de luchthaven om te vragen wat we met onze richtingaanwijzer aan moeten, die al vanaf ons vertrek uit Portland stuk is. Laat maar maken en lever de rekening maar in bij het kantoor in New York, wordt ons verteld. De garage bij het vliegveld is al dicht, maar morgenvroeg om acht uur kunnen we er terecht.

Vrijdag 1 oktober

Na het ontbijt keren we terug bij de garage, waar ons knipper-/remlicht in no-time wordt gefixt, voor maar 17,95 dollar (waarvan 2,95 voor het lampje). Blij met deze reparatie rijden we over de Interstate 84 met een mooie 75 mijl per uur (tussen de road works door, het lijkt Duitsland wel) naar het oosten. Op allerlei plaatsen zien we verwijzingen naar vroeger tijden, toen de mensen met huifkarren over de Oregon Trail reisden. Bij Twin Falls slaan we af om bij een waterval genaamd Soshone Falls te gaan kijken. Bij de brug over Snake River kijken we eerst uit over de rivier en een golfbaan die daarnaast ligt. Er zijn behalve de waterval nog een paar interessante weetjes over dit gebied. Een van de meer recente is dat stuntman Evil Knievel in 1974 een poging heeft gedaan om met een soort raket over de rivier te vliegen.

Terug op de 84 rijden we door naar Idaho Falls en vandaar naar Ashton. Hier slaan we af om de scenic byway te nemen naar de South en North Mesa Falls. De eerste is alleen van veraf te bewonderen, de tweede van een stuk dichterbij. Prachtig, wat dat betreft staat ons later deze vakantie nog wat te wachten als we bij de Niagara Falls aankomen ;-). Het is nu nog maar een klein stukje voor we weer een staatsgrens tegenkomen, namelijk die van Montana. We overnachten hier de komende drie nachten, in Het Brandin’ Iron Inn in West Yellowstone. Een leuk klein stadje met een hele hoop restaurants en gift shops. Na het eten (bison flank steak, natuurlijk) zien we een film over Yellowstone in het Imax theater. Dat belooft wat voor de komende dagen. En zoals al de hele tijd zal het weer in ons voordeel zijn…

Zaterdag 2 oktober

Na een heerlijk  ontbijt met cheese omelette maken we ons op (figuurlijk dan) voor een van de hoofdattracties van deze reis: Yellowstone National Park. ‘Established’ in 1872 is het het oudste nationale park en ook over  de omvang deden ze niet kinderachtig: het beslaat een aanzienlijk deel van Wyoming (en een klein stukje Montana). Los van de prachtige natuur met zijn mooie herfstkleuren in dit vulkanische gebied met veel geisers zijn we hier ook voor het wildlife: bizons, elk, coyote, wolven, enz. Het eerste dier dat we zien is een vogel, maar al snel treffen we een groepje elk-dames. Meneer elk vond het blijkbar nog niet genoeg, want die drijft even later drie andere wijfjes uit het bos naar de rest van de kudde. Het mannetje heeft een groot gewei en laat af en toe flink van zich horen. Niet dat dat nodig is om de mensen te laten weten waar hij is, want als er ergens iemand met de auto is gestopt, weten de andere toeristen dat er iets te zien is en al snel vormt zich één grote parkeerplaats, of het nu op een parkeerplaats, naast of op de weg is.
We rijden verder naar de Lower-, de Midway- en de Upper Geyser Basins. Overal stappen we uit en lopen we de wandelroutes die er zijn uitgezet, soms over boardwalks, soms over grindpaadjes en een enkele keer gewoon het veld in. Dit neemt aardig wat tijd in beslag, wat niet erg is, want we hebben hier drie dagen voor gepland. Het weer zit ontzettend mee, al snel is het weer dik in de 70 graden Fahrenheit. En anders warm je je wel aan de geisers zelf. Het water in de hot springs is veelal 70 graden Celsius of heter. En dan gaan we naar de beroemdste geiser:  Old Faithful. We zijn net te laat, hij heeft zijn kunstje net vertoond. Maar hij heet niet voor niets Old Faithful, je kunt er bijna de klok op gelijk zetten, zo’n beetje iedere 90 minuten mag je verwachten dat hij weer gaat spuiten. We rijden eerst een stukje verder om dan op tijd terug te zijn. Het water spuit tientallen meters de lucht in, tot groot plezier van de honderden toeristen die op de bankjes eromheen hebben plaatsgenomen. Als de geiser na een dikke twee minuten uitgespoten is, voelen we even het water dat uit de geiser is gespoten en langzaam over het gesteente wegvloeit. Het is niet verrassend dat dat best warm is, wel dat we er een schok van krijgen. Dat gebeurt andere mensen ook. Nog geen idee waarom.

Onderweg terug naar West Yellowstone bij een vlakte in de buurt van Firehole Lake is het erg druk op de weg, er is ook een auto van een park ranger. Hé een Bizon! Roep ik enthousiast naar Ronnie als ik er rechts van de weg eentje zie lopen. Blijkt dat er links van de weg nog 43 te staan. Net als de rest van de mensen zetten we de auto aan de kant en halen de foto- en filmapparatuur te voorschijn. We zien enkele bizons de weg oversteken, anderen grazen vooral en twee bizons zijn zelfs even in een gevecht verwikkeld. Dat doet letterlijk een hoop stof opwaaien. Soms komen ze wel heel erg dichtbij en moeten we even de veiligheid van de auto opzoeken, want het blijft natuurlijk wild en ze zijn heel erg groot. Gelukkig zijn ze ook rustig. Die mening deelt ook een motorrijder waar een bizon op twee meter afstand langs loopt. Uiteindelijk stappen we weer in de auto en gaan terug naar de ingang. Verderop zie ik als toetje in het open veld een coyote lopen.

Zondag 3 oktober

Het vriest bijna als we het park weer ingaan. De geisers geven nu nog meer stoom af dan gisteren. Dus deels is onze trip vandaag een herhaling van gisteren. Alleen worden we nu continue gevolgd door een buslading Japanners. Wat ons verder opvalt aan de andere bezoekers is dat ze lang niet allemaal in staat zijn om bijvoorbeeld een halve mijl over effen terrein te lopen. Nu hebben wij geen fantastische conditie, maar dit is toch wel erg. Gezien we gisteren Old Faithful hebben zien spuiten net toen de zon achter een wolk verdween, gaan we ook daar nog een keer kijken (we zijn er nu toch). Ook de tweede keer is het een prachtig gezicht. Ronnie herinnert zich dat hij een oplader in het stopcontact op onze kamer heeft laten zitten, die na een tijdje nog wel eens warm kan worden, om niet te zeggen smelten (dat hebben we al gezien en waarom we hem nog gebruiken mag Joost weten). Om vanavond niet terug te komen bij een mogelijk afgebrand motel willen we even bellen om te vragen of men die even voor ons uit het stopcontact kan halen. Het kost enige moeite om het telefoonnummer en een pay-phone te vinden (onze mobieltjes hebben hier blijkbaar geen bereik), maar het lukt en iemand zal ervoor zorgen.

In eerste instantie zouden we vandaag een uitstapje (van 200 km) maken naar Teton National Park net ten zuiden van Yellowstone, maar aangezien het morgen gaat regenen (en verderop in de week zelfs sneeuwen!), rijden we nu de grote ronde van Yellowstone, om toch zoveel mogelijk van het park te zien bij mooi weer. Ergens zien we weer een kudde bizons, nu tegen een achtergrond van geisers en een rivier. Daar word je als fotograaf alleen maar blij van. We maken diverse stops, onder andere bij twee watervallen in de Yellowstone River. Bij de Lower Falls moeten we 328 treden naar beneden (en weer omhoog). Maar goed, vroeger moest men datzelfde traject afleggen langs touwladders, dus het is ons nog redelijk gemakkelijk gemaakt. Ook hier spreken we een groepje Amerikanen en laten we onze foto’s van de bizons aan hen zien. We rijden verder en zien ineens een enorme rookpluim in het westen. Een medewerker in het park geeft aan dat drie weken geleden de bliksem is ingeslagen in een boom en dat er inmiddels 5000 acres is verwoest. Maar het is de natuur en zolang het niet te dicht bij de weg in de buurt komt, doen ze er niet te veel aan. Verderop bij Mammoth Hot Springs wordt het al bijna donker. De bronnen kunnen volgens de informatieborden rijkelijk vloeien maar zijn nu behoorlijk droog. Het laatste uurt van de weg terug rijden we in het donker. Het kan hier ook erg mooi zijn, maar we zien er niets van. We zien nog wel een vos oversteken. Maar waar blijven die beren nu toch? Vlak voor we het park verlaten stoppen we even om naar de sterrenhemel te kijken. En met de Grote Beer hebben we in ieder geval een ‘beer’ gezien.

Maandag 4 oktober

Onze derde dag in het park rijden we nog een stuk over dezelfde weg waar het gisteren zo donker was. Inderdaad zijn hier nog mooie plekjes te vinden, zoals de Twin Lakes. Iets verderop bij Beaver Lake zien we op een grote afstand drie dieren, waarvan we nog niet uit kunnen maken of het coyote zijn of wolven. Waarschijnlijk  coyote. Naar de elk en bizons onderweg kijken we alleen vanuit de auto nog even om, da’s oud nieuws ;-). Terug bij de Upper Falls in de Yellowstone rivier nemen we een kijkje van de North Rim. Ook hier moeten we lopend een stuk afdalen en natuurlijk weer klimmen. Denk niet dat we alleen in de auto zitten, deze vakantie zal nog goed voor onze gezondheid blijken. Na nog een stop bij een mooie vlakte met grazende bizons verlaten we tegen het middaguur het park aan de oostkant, helaas zonder een grizzlybeer te hebben gezien. Het is echter nog niet afgelopen moet de mooie natuur, want vanuit het park rijden we een National Forest in, met ook hier kans op beren. Helaas, ze laten zich niet zien.

We besluiten maar te zien hoeveel  mijlen we vandaag rijden, met een beetje mazzel lopen we weer vooruit op het schema. Dan hebben we weer meer tijd in de buurt van Mount Rushmore, bijvoorbeeld. Maar voordat de schemering valt ervaren we de verschillen tussen grote open vlaktes en de Black Hills en Bighorn National Forest. De Bighorn zijn in het verleden bijna uitgeroeid, mar men is bezig ze weer in het gebied te herintroduceren. Deze stukken natuurschoon worden weer gevolgd door meer open vlaktes, met af en toe kleine plaatsjes. Eentje daarvan is Cody, gesticht en vernoemd naar William Frederick Cody, beter bekend als Buffalo Bill. Op een gegeven moment bereiken we weer een snelweg en mogen we zelfs 75 mijl per uur, dus het schiet weer aardig op. Om even voor acht uur ’s avonds vinden we het genoeg en strijken we neer in Gillette (the best a man can get). Dit is een grote plaats met 20.000 inwoners, daar moeten we even aan wennen na de rust van de afgelopen dagen. We boeken een motelkamer en gaan eten in een tent genaamd Granny’s Kitchen. Als je ooit in Wyoming komt, sla dan Granny’s Kitchen maar snel over. Het interieur is niks, het personeel een raar bi elkaar geraapt zootje met minimale interesse voor de klanten (onze serveerster heeft wel 20 keer sorry gezegd, geen idee waarvoor allemaal eigenlijk) en er mag binnen nog gerookt worden. In recordtempo werken we het eten weg en zoeken ons motel weer op. Het weerbericht zegt dat het in het noordwesten en noordoosten gaat regenen, maar voor ons ziet het er de komende dagen nog steeds goed uit: zonnig en warm. We blijven ervan genieten…

High plains drifter

Dinsdag 5 oktober

Gillette mag je nu in zijn geheel vergeten. We gaan na het verlaten van het motel naar de Subway vlakbij voor een lekker ontbijt. En wie komen we daar tegen? Dezelfde serveerster als gisteravond in Granny’s Kitchen. Ook hier is ze niet echt enthousiast, en wij ook niet van de dingen die ze vooral niet hebben (zoals melk bij de koffie). Snel weg van hier! Eerst volgen we de snelweg, maar al na korte tijd slaan we af richting het noorden, naar Devil’s Tower. Dit is een grote rots die bij het grote publiek bekend is geworden in de film Close Encounters of the Third Kind. De rots bestaat uit vier- tot zevenhoekige kolommen van formaat. De vorming heeft te maken met lava die onder de grond stolt en daarna omhoog gestuwd wordt (we hebben het hier wel over een erg lange tijd) waarna de grond ook nog eens erodeert. De meeste Amerikanen komen hier om de rots te bekijken, misschien eromheen te lopen (wat voor een belangrijk deel van de bevolking ook al moeite kost). Maar het echte werk is klimmen. Klem je handen en/of voeten (of klimapparatuur) in de spleten tussen de kolommen en klim zo het hele eind naar boven (zo’n 1200 voet of een kleine 400 meter). Als we naar een ranger staan te luisteren die uitleg geeft over de rots, stelt hij dat ik het wel zou kunnen. De reden dat hij mij kiest, zal wel zijn omdat Ronnie en ik zo’n beetje de enigen onder de 70 zijn. Alhoewel hij opgemerkt heeft dat ik mijn Superman T-shirt aanheb. Ik sla het vriendelijk af… Mensen die wel hebben geklommen variëren qua leeftijd tussen de 6 (!) en 81 (!!!). De gemiddelde tijd die men erover doet is vier tot zes uur. Maar er is iemand geweest die het in 18 minuten heeft klaargespeeld en een ander is 16 keer op één dag omhoog en omlaag gegaan. Als we om de monoliet heen lopen zien we enkele klimmers aan verschillende zijden en op verschillende hoogtes. Blij dat wij het niet hoeven te doen. Voor we het park uitrijden zien we nog een heel leger prairie dogs.

We rijden verder over highway 14 naar de Black Hills. Deze weg kan blijkbaar nogal eens gesloten zijn, er staan onderweg veel borden met daarop de tekst dat de weg gesloten is als de lichten knipperen. Dan kun je terug waar je vandaan kwam of een flink stuk omrijden. Als de wegen daar dan wel open zijn. Zal wel om sneeuw gaan, het schijnt hier goed te kunnen winteren. Nu is er echter niets aan de hand. We slaan af naar Deadwood, een historisch stadje, en rijden door de Black Hills National Forest naar Keystone, nog zo´n oud mijnstadje, dat nu meer toeristisch is opgezet. Maar Ruby´s Roadhouse en de naastgelegen Red Garter Saloon vallen bij ons in de smaak. We worden er allerhartelijkst ontvangen (eerste zin: zijn jullie broers?) en ook de bediening is om door een ringetje te halen. Wat een verschil met gisteren!

Woensdag 6 oktober

Ik ben vroeg wakker en loop een stukje in mijn eentje door het historische deel van Keystone. Er is een grappig verhaal over een man die na het vinden van goud een claim liet registreren voor een mijn en het daarna een dag of zes op een feestvieren zetten. Zijn vrouw was woedend. Een vriend stelde voor om de mijn naar zijn vrouw te noemen, iets waar de vrouw heel blij mee was, totdat ze hoorde dat hij de mijn Holy Terror had genoemd. Tsja… Terug in het motel is Ronnie ook wakker. We rijden Keystone uit naar het zuiden, waar we op 2 mijl afstand Mount Rushmore vinden. Dit is bij iedereen wel bekend, het is de berg met de vier presidenten John, Paul, George en Ringo – sorry, George (Washington), Thomas (Jefferson), Theodore (Roosevelt) en Abraham (Lincoln) erin uitgehouwen. Ook hier volgen we een park ranger die alle weetjes – met enige humor – over het project uiteenzet. De ontwerper heette Gutzon Borglum. Er is 14 jaar aan gewerkt, door bijna 400 man. Van de steen is 90% met dynamiet weggeblazen. Ook de specifieke redenen waarom die presidenten door Borglum zijn gekozen krijgen we te horen. Hetzelfde horen we trouwens terug in een film in het museum op het terrein. Jammer dat de film op een gegeven moment iets te ’America the greatest country in the world’, enz. wordt. Ik blijf erbij dat de Amerikanen iets te veel met hun vlag zwaaien, maar goed, dat hoort erbij. De Indianen hebben trouwens hun eigen ‘bergbeeld’, Crazy Horse. Dit is vlakbij, maar nog lang niet af: op dit moment is alleen het gezicht zichtbaar. Als het klaar is zie je een Indiaan met wapperende haren op een paard. Het beeld is dan stukken groter dan de vier presidenten bij elkaar. Maar dat duurt nog wel even, we checken de voortgang nog wel een keertje, over een jaar of twintig.

Nog iets verder naar het zuiden ligt Custer State Park, waar we diverse dieren kunnen vinden, zoals 1500 bizons, ezels en herten. Later zullen we ook nog vossen en wasberen tegenkomen, maar die liggen als road kill allemaal stil langs de snelweg, dus die tellen niet mee. Oorspronkelijk zouden we vanuit Custer naar Wounded Knee rijden, maar het is een stuk om en er is maar weinig te zien, zegt het internet, dus dat slaan we toch maar over. We gaan weer terug naar de snelweg, waar onze eerstvolgende stop Wall Drug is. Deze naam hebben we al tot heel ver terug op reclameborden langs de weg gezien. De eigenaar van deze oorspronkelijk simpele Drug Store schijnt hierin een beetje te zijn doorgeschoten: zelfs op de Amsterdamse grachten en in Australië vind je borden terug. Maar ook bij de simpele Drug Store is het niet gebleven: in dit piepkleine plaatsje met een te verwaarlozen inwoneraantal is de winkel uitgebreid tot een compleet blok, met van alles erin: saloon, kapel, diverse winkels en in de achtertuin zaken als een opgezette bizon, een goudmijn, een nep-dinosaurus en een kleine versie van Mount Rushmore. Het mooiste is echter de enorme verzameling schilderijen en authentieke foto’s uit de cowboytijd.

Ten westen van Wall gaan we weer van de grote weg af, nu voor een bezoekje aan Badlands National Park, gevuld met allerlei piekformaties die zijn ontstaan uit as dat is neergevallen na vulkanische uitbarstingen. Een mooi gezicht, dat nog iets extra’s krijgt doordat de schemer inzet. Hierdoor veranderen de formaties van kleur. Net als eerder deze week is het vrij frustrerend om dit op video vast te leggen als er iedere keer weer een ronkende auto om de hoek komt aanzetten of de Amerikanen er weer eens doorheen staan te kletsen. Het gaat hier om natuurbeelden! Dan maar weer een mooi muziekje eronder zetten…

Terug op de snelweg rijden we door tot Kadoka. Ik had op de planning gezet dat we zouden overnachten in Cactus Flats, maar dat telt niet meer dan twee gebouwtjes. En we willen behalve overnachten toch ook wel iets eten. En dan liefst niet meer iets à la Granny’s. Kadoka lijkt een grotere plaats, maar is ook vrij klein. Toch kunnen we er terecht voor een restaurant en een motel.

Donderdag 7 oktober

De Great Plains zijn wat je ervan kunt verwachten, groots en leeg. Enorme velden met een lange rechte weg ertussendoor. Aan deze weg ligt één attractie die we vandaag aandoen: 1880 Town. Een verzameling gebouwen van 80 tot 130 jaar oud. Een soort openluchtmuseum dus. Er is van alles, een paar kerkjes, boerderijen, een hotel en een saloon, een sheriff´s office, een bank en een jail en nog veel meer. De eigenaar heeft trouwens ook honderden stukken ´movie props´ van de film Dances With Wolves tentoongesteld.

Na dit oude stadje volgt een lange rit naar Sioux Falls, op de staatsgrens tussen South Dakota en Minnesota. We kunnen nog een omweg maken naar De Smet, 50 mijl naar het noorden. Als je De Smet niet kent, dan komen de namen Mankato of anders Sleepy Eye misschien meer bekend voor. En als ook dat geen belletje doet rinkelen, dan toch wel Walnut Grove. Juist, de Ingalls en Het Kleine Huis op de Prairie. In De Smet is de homestead van Pa en de meiden opengesteld. Je kunt er twee huizen vinden en een dugout, zoals ze die hebben bewoond in Walnut Grove. De familie ligt er ook begraven (op Laura en Almanzo na). Helaas heb ik ook foto’s gezien van de echte Pa en Ma Ingalls en die zien er toch een stuk minder toegankelijk uit dan in de tv-serie. Maar goed, Laura schijnt een aardige jeugd te hebben gehad en ze heeft daar uiteindelijk leuke verhalen over kunnen schrijven. Wie in juli naar De Smet komt, kan ook genieten van de Laura Ingalls Pageant, acteurs spelen dan de familie na.

Na deze hele uiteenzetting valt het wellicht tegen om te lezen dat we de omweg naar De Smet niet hebben gemaakt. We hebben erover getwijfeld, maar we hebben eigenlijk wel genoeg gezien van de prairie en willen graag weer een beetje groen, wat bomen en wat mensen tegenkomen. En in het oosten wacht ons natuurlijk ook de Indian Summer, de herfstkleuren. Bovendien verspringt de tijd weer, het is nu Central Time en dus een uur later. De tijd vliegt als je naar het oosten rijdt… Als we in Minnesota bij het visitor center aankomen (iets wat je bij iedere staatsgrens wel tegenkomt), treffen we een hele aardige medewerkster die met tips komt, niet alleen met betrekking tot Minnesota, maar ook heeft ze kaarten van de volgende staten die we aandoen: Wisconsin en Illinois. Na een leuk gesprek en een sanitaire stop vertrekken we voor het laatste eind van deze dag die eindigt in Fairmont.

Vrijdag 8 oktober

Vandaag zullen we niet echt iets gaan bezoeken of ondernemen. We zijn alleen maar onderweg, naar Chicago. Toch kunnen we niet direct van start, want gisteren heeft de auto aangegeven dat de motorolie vervangen moet worden. Daarom hebben we Fairmont uitgekozen om in te overnachten, het is een grotere plaats met zowaar een Ford garage (dat hadden we niet op de kaart gezien, maar ontdekten we bij toeval). Voor het ontbijt vragen we of we direct geholpen kunnen worden. Dat kan, en een uurtje later zijn we slechts 35 dollar kwijt en kunnen we weer verder. Bij afslag 209A gaan we van de Interstate af om een tochtje door een iets mooiere omgeving te maken. Toch willen we vandaag Chicago bereiken (want er is morgen een Country Music Festival met onder anderen Jewell), dus zoeken we na een uurtje de Interstate 90 weer op. Die wordt gaandeweg toch interessanter qua omgeving, maar helaas ook drukker. En het valt op dat met de drukte ook de snelheid wordt opgevoerd. Wij houden de cruise control echter op de maximum snelheid, één tête-a-tête met de state patrol is genoeg.

Het lijkt me wel leuk om niet rechtstreeks naar de ‘Windy CIty’ te rijden, maar via Milwaukee en dan langs Lake Michigan naar het zuiden af te zakken. Maar gezien de tijd en de lange rit die we achter de rug hebben zien we weinig meer van het meer. Enfin, dat komt morgen en daarna wel weer. We zoeken het Radisson hotel in Schaumburg op, zo’n 25 mijl van hartje Chicago, waar de prijzen nog niet 200 à 300 dollar of nog hoger zijn. Dat komt waarschijnlijk omdat er los van de normale conventions in een grote stad, dit weekend ook nog een de Chicago marathon wordt gehouden en maandag Columbus Day is, een vrije dag. Maar het hotel heeft voor de komende twee nachten wel plaats voor ons. Na een hete Chinese maaltijd zoeken we onze hotelkamer weer op. Met nog twee weken te gaan hebben we inmiddels 3000 mijl afgelegd én zijn we op een of andere manier drie dagen voor op schema. Da’s mooi, want er staan ons nog een hoop mooie natuur en een paar grote steden te wachten.

The Great Lakes

Zaterdag 9 oktober

De komende dagen bevinden we ons aan vier van de vijf grote meren die de Great Lakes vormen: Lake Michigan, Lake Huron, Lake Ontario en Lake Erie. Lake Superior ligt een fiks aantal mijlen naar het noorden. Vanuit Schaumburg rijden we Chicago binnen, waar we vlakbij de Willis Tower (voorheen Sears Tower) de auto in een parkeergarage achterlaten. De Willis Tower is het hoogste gebouw in de westerse wereld. Het gebouw schijnt hetzelfde te wegen als 146.000 auto’s, en het heeft 16.000 ramen waar men een week of drie voor nodig heeft om ze allemaal te wassen. Na 45 minuten in de rij staan brengt de lift ons binnen 60 seconden naar de 102e verdieping. Hier hebben we 360 graden zicht op Chicago en bij helder weer op vier staten. Er hangt echter een beetje smog waardoor drie van die vier staten niet echt zichtbaar zijn. Maar we hebben een goed uitzicht op de stad en Lake Michigan. Eén kant van deze verdieping is extra in trek. Hier zijn enkele uitstulpingen van een meter ofzo diep, volledig van glas. Als je daarin stapt sta je van een enorme hoogte naar beneden te kijken. Het glas is sterk genoeg, maar het is toch een aparte gewaarwording. Niet iedereen kan daar even goed mee overweg, we zien iemand zenuwachtig op het glas liggen terwijl haar vriendin haar op de foto zet. Dan kruipt ze weer naar binnen. Als we Chicago van alle kanten hebben gezien nemen we de lift weer naar beneden.

Van de Willis Tower lopen we richting Millennium Park, waar het Country Music Festival net zo’n beetje begint met voor ons compleet onbekende namen. Er zijn hier een paar leuke en aparte constructies neergezet, waar water vanaf en uit komt en waar kinderen naar hartenlust een nat pak kunnen halen. Het is ook weer een hete dag, dus je kunt het ze niet kwalijk nemen. Door naar de kade en de Navy Pier. Op de pier is een aantal attracties te vinden, zoals midgetgolf, een draaimolen en een Ferris Wheel (reuzenrad). Ook lopen er verklede figuren rond. Halloween komt blijkbaar steeds dichterbij. Vanaf de pier lopen we naar een fontein die we van een afstand hadden gezien. Dichterbij blijkt deze dezelfde te zijn als die te zien is in de intro van Married… with children. Het deuntje “Love and Marriage” komt direct in ons hoofd op.

Terug in het Millennium Park is de band Love & Theft aan het spelen. Dat klinkt wel goed. Maar we beginnen onderhand wel honger te krijgen, dus lopen we de stad weer in naar The Italian Villiage, drie restaurants met dezelfde hoofdingang, maar daarna heb je drie verdiepingen. We kiezen voor de kelder, iets waar we al snel spijt van krijgen als we onze tafel toegewezen krijgen. Twee groepen Amerikanen kletsen elkaar en ons dus de oren van het hoofd. Een enorm kabaal dat in die kelder nog eens extra versterkt wordt. Zodra we het eten ophebben racen we dan ook weer naar buiten. We zijn zat op tijd voor de hoofdact van vanavond en er zijn nog zitplaatsen. Daar wachten we geduldig op  Jewel. Na alle bands van vandaag is zij een solo-act. Maar Jewel was goed bij stem en liet dat na een optreden van een uur nog eens blijken door een stuk te gaan jodelen. Het is mooi dat de stad dit festival gratis heeft gemaakt, maar helaas komen bij gratis festivals ook mensen die minder geïnteresseerd zijn, alleen maar kletsen over hoe slecht ze Jewel vinden en zelfs een gevecht uitlokken, één rij voor ons. Belachelijk! Als alles het optreden weer kalm is na zijn we net op tijd weer bij de haven om van het vuurwerk te genieten. Tegen elf uur zijn we terug in het hotel in Schaumburg.

Zondag 10 oktober

Vandaag wordt Chicago helemaal in beslag genomen door de marathon. Wij gaan er niet naartoe, er schijnen 1,7 miljoen mensen te gaan kijken naar 45.000 deelnemers, dus dat wordt veel te druk . In plaats daarvan nemen we de I-94 die met een kleine omweg om Chicago naar de staat Indiana leidt. De tolweg volgt de noordkant van zowel Indiana als Ohio. Hier stoppen we alleen om wat bij te tanken (zowel de auto als wijzelf), foldertjes te scoren bij visitor centers onderweg en om de tijd bij te stellen; we zitten nu op Eastern Time, zes uur verschil met Nederland.  Bij Toledo rijden we weer noordwaarts naar Detroit, Michigan. Hier hadden we graag het Motown Museum bezocht, maar die blijkt op zondag en maandag dicht te zijn. Wel is er het Henry Ford Museum in Dearborn net onder Detroit.

We nemen een kamer hier vlakbij in een hotel dat er vanbuiten een beetje raar uitziet (mooie roze muren), maar eenmaal binnen krijgen we voor 89 dollar (plus tax, zoals altijd) zowaar de Thomas Edison Suite, een enorme kamer met barretje en een zitgedeelte. TV-kijken moet daardoor wel op afstand. Maar dat is snel voorbij als halverwege de avond de elektriciteit uitvalt. Niet alleen onze kamer of slechts het hele hotel, maar het complete district zit zonder. Ronnie heeft een zaklamp bij zich, waarmee we de bar weten te bereiken. Daar hebben zich ook een stuk of acht Duitsers of Oostenrijkers verzameld. Gelukkig kan er wel geschonken worden en heeft de bardame een spel kaarten voor ons. Zo schiet de avond aardig op. Tegen elven gaan we naar bed. Het hotelpersoneel heeft lampjes op batterijen gekocht en die krijgen we mee naar de kamer. Wel halen we alle apparaten en lampen uit het stopcontact om te voorkomen dat als de elektriciteit weer werkt, we er niet wakker van worden.

Maandag 11 oktober

Tegen een uur of tien bezoeken we het Henry Ford Museum. Deze steenrijke man, die groot geworden is dankzij de lopende band, heeft van alles verzameld, vooral veel auto’s en andere de auto gelieerd zijn, zoals de opkomst van motels en de drive-in bioscoop. Verder heeft meneer Ford van alles op het gebied van stoommachines verzameld en kunnen we een overzicht zien van Amerika door de laatste zes decennia heen. Er zijn ook delen die we overslaan, zoals een meubelverzameling. The Henry Ford bestaat trouwens uit nog drie onderdelen: een Imax-theater, The Rouge factory (waar nu nog steeds auto’s worden gebouwd) en Greenfield Village (ook weer een verzameling, maar nu van gebouwen uit vroeger tijden). Als je wilt kun je hier zo twee à drie dagen doorbrengen. Tegen half twee is het voor ons echter tijd om verder te reizen, we willen vanavond in Niagara Falls aankomen. We gaan de grens met Canada over bij Port Huron direct onder het Huronmeer en willen kort daarna even ergens iets eten. Maar dat valt nog niet mee, er zijn alleen kleine dorpjes en alles zit potdicht. Na nog een uur ofzo rijden vinden we eindelijk een Subway. Hier blijkt ook wat er aan de hand is: het is vandaag Thanksgiving. Als we verder rijden begint het voor het eerst deze vakantie te regenen en dat wordt dan ook direct maar groots aangepakt; het is een fikse hoosbui en die duurt tot vlak voor Niagara Falls. Nou ja, als het daar maar weer droog is. Voor mij is een bezoekje aan Niagara Falls niet helemaal nieuw, in 1991 was ik hier samen met Gelmer, maar dan aan de Amerikaanse kant. Nu nemen we een kamer op de 20e verdieping in het Marriott hotel in het Fallsview gedeelte van de stad, met uitzicht op de watervallen dus. Vanavond is het zicht nog niet zo denderend, hopelijk trekken de wolken morgen weer wat weg. Na ons diner in het Brasilian Steakhouse (leuk concept, all you can eat, men komt steeds met een spies met verschillende soorten vlees langs en jij bepaalt of je het hebben wilt) proberen we de watervallen te voet te bereiken, maar de route die we nemen is wel erg ver, dus lopen we terug naar het hotel.

Dinsdag 12 oktober

Na het ontbijt nemen we een treintje naar beneden naar het Welcome Center. Het weer valt nog ietwat tegen, het regent niet, maar er hangen wel behoorlijk wat wolken. De temperatuur is iets van 12 graden, dus hebben we toch maar een lange broek en een trui aangetrokken. We zien de watervallen nu vanuit het oogpunt waar ik 19 jaar geleden alleen nog maar uitzicht op had. Toen hadden we maar een halve dag de tijd, nu hebben we hier twee nachten geboekt dus veel meer mogelijkheden. Net als toen kopen we kaartjes voor de Maid of the Mist tour, een boottochtje tot direct voor de Horse Shoe Falls. Vast onderdeel van deze trip is het in ontvangst nemen van wegwerp-regenponcho´s, aangezien we zo dicht voor de waterval varen dat niemand droog blijft. Niet van het vallende water, maar de nevel die vanaf de onderkant opstijgt. We hebben de pijpen van de lange broeken al tot boven de knieën opgerold, want de poncho’s zijn “one size fits all”. Wat wil zeggen dat als je uit Korea en omstreken komt, ze tot de enkels reiken, maar bij ons is dat dus kniehoogte. Het uitzicht is adembenemend. We kunnen een paar keer plaatjes schieten, maar moeten de apparatuur toch regelmatig onder de poncho’s wegstoppen, zoveel water krijgen we over ons heen. De boot keert ten slotte en dan brengt de stroming ons binnen no-time weer terug bij de aanlegplaats.

De poncho’s kunnen weer uit en we lopen van de Horse Shoe Falls richting de Rainbow Bridge. Over deze brug kun je (als je geen vrachtwagen onder je kont hebt) van Canada naar Amerika of de andere kant op reizen. En lopen mag ook. Onderweg naar de brug maken we ladingen stops om foto’s te maken en video-opnamen te maken. Het kost weinig moeite (maar wel 50 cent) om de brug over te lopen, waar aan het eind de Amerikaanse douane wacht. En weer een horde Japanners. Gelukkig staan die in een andere rij (ze komen natuurlijk uit een bus) en kunnen we vrij vlot doorlopen.

Aan de zuidkant zitten we dichter op de watervallen. Hoe dicht? De Cave of the Winds Walk brengt ons via een lift naar de bodem van de Bridal Veil Falls, direct naast de American Falls. Met speciale slippers aan en weer een te goedkope poncho lopen we hier over houten stellages tot zo’n beetje in de waterval. Het heet niet voor niets Hurricane Deck. De opgerolde pijpen hebben hier geen enkele zin, de broeken blijken na de korte wandeltocht doorweekt. Weer boven bestellen we een cheese burger & fries en hopen we dat de inmiddels volop aanwezige zon sterk genoeg is om de broeken te drogen. Ondertussen brengen we een een uur door bij de watervallen en schieten we weer veel te veel foto’s en video’s. Omdat we ook tijdens de schemering van het uitzicht willen genieten, hebben we tijd om een Imax film te gaan zien over de geschiedenis van de watervallen. Zo zien we een paar gevalletjes van mensen die over de rand zijn geweest, zoals een 61-jarig vrouw in een ton en een 7-jarig jongetje in een zwembroek en een zwemvest. Na de film lopen we het hele eind weer terug. De straten van Niagara Falls aan de Canadese kant zijn net een attractiepark, er valt van alles te doen en er wordt  flink voor geadverteerd. Het is inmiddels donker als we terug zijn in het Marriott, waar we in het restaurant ‘met uitzicht op de falls’ (een pilaar en enkele bomen zitten een beetje in de weg) een heerlijke maaltijd genieten.

Woensdag 13 oktober

Ik maak Ronnie wakker om nog eens van het uitzicht vanuit onze hotelkamer te genieten. De zon is net op en schijnt nu net boven het water wat het geheel weer een prachtige sfeer geeft. Na het ontbijt pakken we de spullen weer in, nemen de lift naar de lobby (in de lift komen we voor het laatst onze ‘oude bekende’ weer tegen, we wensen elkaar een goede reis) en eenmaal buiten wachten we op de auto, die door de valet-jongens  wordt voorgereden. Omdat ons originele einddoel van vandaag sneller via de Verenigde Staten te bereiken is dan via Canada, hebben we alweer een close encounter met de douane als we de Rainbow Bridge naar het zuiden oversteken, de staat New York in. Weer wil men weten waar we vandaan komen, wat we gaan doen, en natuurlijk wanneer we weer vertrekken. Deze keer wil de douanier ook even in de auto kijken, maar dat blijft oppervlakkig, we hoeven alleen het (geblindeerde) raam te openen. Hij wenst ons een goede reis .

Het hele noordoosten lijkt vergeven van de tolwegen (de grotere wegen dan). Maar veel kost het niet, vaak een dollar of iets meer als we de 100 mijl overschrijden. Bij Rochester verlaten we Interstate 90 naar het noorden om iets dichter bij Lake Ontario uit te komen. Deze route is ook iets meer scenic dan de snelweg, we komen door dorpjes met veelal leuke houten huizen met Halloween-versieringen, maar ook verlaten panden en “For Sale” borden. Bij het plaatsje Oswego brengen we een bezoekje aan Fort Ontario, een van de vele forten in de regio, die veelal in de oorlog van 1812 van pas kwamen. Het is een relatief klein fort, waar nog een stuk of vier gebouwen staan, wat bijgebouwtjes en we toegang hebben tot de schietruimtes en een opslagruimte voor munitie.

Tegen een uur of vier komen we in de Thousand Islands regio, een stuk van de St. Lawrence River waar het aantal eilandjes niet per se de duizend haalt, maar veel zijn het er wel. Eerst rijden we een stukje terug naar het westen, naar Clayton. In de zomer vast erg toeristisch, nu vooral erg rustig. We kopen ondanks dat de temperatuur inmiddels is gezakt naar een graad of 12, een ijsje (two scoops betekent hier meer dan vuistgrootte, ik vroeg nog of ik per ongeluk twelve scoops had gezegd in plaats van two scoops). Op een bankje in de zon genieten we ervan.  Dan rijden we naar wat ons eindstation voor vandaag gaat worden, Alexandria Bay. Doorrijden zou betekenen dat we pas tegen acht uur in Montreal zouden aankomen, en gezien de grote kans op regen, hebben we het plan veranderd. Op enkele van de Thousand Islands zijn kastelen gebouwd, die we wel zouden willen bezichtigen. Maar ook hier is het eind van het seizoen net verstreken.  De kastelen zijn niet meer open. Toch gaan we hier overnachten, in een motel met kamers plus balkon aan de rivier. Op het balkon lees ik bij het scheidende zonlicht het boek van Max Westerman uit, terwijl Ronnie zijn mail checkt. Toch handig, een laptop mee op vakantie.

Het einde van het seizoen blijkt ook uit het aanbod qua restaurants die open zijn in dit plaatsje. Ronnie wilde graag een ghost town zien, dit is er bijna eentje. Gelukkig vinden we Riley’s by the River, een restaurant waar alle klandizie elkaar lijkt te kennen en er heel veel omhelst en bij gekletst wordt. We mogen blij zijn dat we hier niet nog een paar dagen later komen, want na zondag is ook dit restaurant voor het seizoen gesloten. Benieuwd waar de inwoners dan uit eten gaan…

Two if by sea

Donderdag 14 oktober

We hebben vandaag een lange rit voor de boeg. Eerst volgen we de St. Lawrence River via plaatsjes als Ogdensburg, Waddington, en Massena, om daarna via Malone zuidwaarts naar het Adirondack State Park te rijden. Dit is heuvelachtig gebied, waar de herfstkleuren mooi uitkomen. Of dat nu de reden is dat mensen worden afgeleid van het verkeer of dat mensen gewoon te hard de soms onoverzichtelijke bochten omrijden, geen idee, maar op een gegeven moment worden we ingehaald door een auto met zwaailichten en een hels kabaal. Even verderop zien we wat er aan de hand is: een auto is van de weg geraakt en frontaal op de rotswand ernaast geknald. We kunnen niet zien of de bestuurders en passagiers het goed maken, we worden door de ordehandhavers ter plaatse gemaand door te rijden. Niet onverstandig, want al snel komen er meer en meer hulpverleners, ambulances en brandweerauto’s ons tegemoet. Dit gaat een fikse opstopping worden. Net iets ten zuiden van de onheilsplek stoppen we even en hebben een gesprek met een man die zegt dat het hier vaker gebeurt en dat hij ook regelmatig wordt ingeschakeld om mee te helpen bij dat soort ongelukken.

Het valt op hoeveel boerderijen en kleinere huisjes vervallen en (deels) ingestort zijn. Blijkbaar is er niet genoeg geld voor onderhoud. Via Lake Placid (waar in 1932 en 1980 de Olympische Winterspelen zijn gehouden) gaat de rit verder naar Lake Champlain, waar we in Keeseville de ferry willen pakken om het meer over te steken naar de staat Vermont. Maar ook hier is het seizoen voorbij, de ferry is “closed for the season”. Iets verder naar het zuiden hebben we meer geluk: in Essex (het Noordoosten van de VS heet niet voor niets New England) rijden de auto’s net van de boot af en kunnen we aansluiten in de rij om aan boord te gaan. De overtocht duurt niet lang. Wel is het fris op het meer, de dagen van 80 graden en meer zijn nu wel voorgoed achter ons, nu zitten we onder de 60 graden, zeg maar een graad op 12, 13 Celsius. Als we weer vaste grond onder de banden hebben, rijden we weer een stukje naar het noorden, om de hoofdweg, de I-89  te pakken. Hier zoeken we in een visitor center van Vermont naar verder informatie over de regio. Iets later, in Montpelier (de naam heeft een Franse oorsprong, maar de Amerikanen spreken het op hun manier uit: montpieljer) breien we er een eind aan voor vandaag. Aan de zuidkant van deze hoofdstad van de staat Vermont overnachten we in een kamer van het motel van de Econlodge keten. ’s Avonds eten we in een Italiaans restaurant in het (voor een hoofdstad vrij kleine) stadje.

Vrijdag 15 oktober

Van Montpelier rijden we bij St. Johnsbury de staat New Hampshire binnen. Later volgt de staat Maine. In 1997 heb ik een deel van deze route door New England ook als eens gemaakt, maar in Maine was ik nog niet geweest. Door naar Portland (net als veel andere plaatsen zie je dezelfde plaatsnamen in meerdere staten terug), hier zien we voor het eerst het water van de Atlantische Oceaan. Vervolgens gaan we naar het zuiden, waar we voor het eerst deze vakantie wat moeite hebben met een plek te vinden om te overnachten. Er zijn genoeg hotels en motels, maar de eerste heeft alleen rokerskamers (en dus niet ons als klant), het tweede is volgeboekt, het derde kost 169 dollar (plus tax) per nacht. En we zitten nog een stukje boven Boston. Uiteindelijk belanden we in Wakefield. We hebben een kortingscoupon voor dit hotel, maar die accepteren ze niet. We hebben geen zin om nog verder te zoeken, dus nemen we de kamer voor twee nachten. Als we geïnstalleerd zijn, rijden we naar Boston om kaartjes te halen voor een concert waarover we op internet hebben gelezen, de Speaking Clock Revue. Het is een benefietconcert met een aantal bekende en onbekende namen. Op de radio wordt vooral Elton John genoemd.

Om kaarten te halen moeten we bij het Wang Theater in de wijk Chinatown zijn. De navigatie is ingesteld op Fremont Street. Het is nogal druk op de weg en na een trage rit komen we in een deel van de stad waarvan ik me niet kan voorstellen dat hier het concert wordt gehouden. Dat is ook niet zo, het correcte adres is Tremont Street. Onze pech is nog niet helemaal voorbij: eenmaal bij het theater blijkt dat ze de kaartjes voor zaterdagavond pas vanaf 12 uur ’s middags kunnen verkopen. We moeten dus nog een keer terugkomen. Nu eerst nog een restaurant zoeken. Dat doen we liefst in een beetje een rustige omgeving en die vinden we uiteindelijk op korte afstand van ons hotel. Het enige nadeel is dat, net als we een tafeltje toegewezen hebben gekregen, in het restaurant ook een groepje vrouwen zit, die enorm veel lawaai maken. Net dat enorme lawaai in het restaurant in Chicago! De manager heeft het door en vraagt ons of we aan een ander tafeltje willen zitten. Dat aanbod nemen we graag aan. Eerst lijkt dat niet veel te helpen, maar uiteindelijk is het toch een stuk rustiger. Na van de maaltijd te hebben genoten rijden we terug naar het hotel en duiken we ons bed in.

Zaterdag 16 oktober

Eerst doen we Salem aan, dat ligt redelijk dichtbij ons hotel. Salem is bekend vanwege de heksenjacht die hier in 1692 plaatsvond. Het kostte 19 mensen het leven voordat de gouverneur besloot dat het genoeg was (dat kwam voornamelijk omdat ook zijn vrouw beschuldigd werd van hekserij). Ondanks dat het met diverse musea en dergelijke, maar vooral met winkeltjes flink wordt uitgemolken, is het toch aardig om hier een kijkje te nemen. Wij doen het Witch History Museum en het Wax Museum aan. Ook is er een herdenkingsplek, direct naast de begraafplaats.

Om even voor twaalf zijn we terug bij het Wang Theater. Er zijn gelukkig maar een paar mensen voor ons en al snel hebben we kaartjes. We moeten vanavond hier weer op tijd terug zijn voor het concert om half acht. We lopen naar Boston Common, het eerste publieke park ter wereld (Amerikanen zijn erg goed in het noemen van dit soort feiten: het eerste dit, het grootste dat, het hoogste zus, enz.). Vanaf hier volgen we de Freedom Trail door Boston. Deze wandelroute komt langs een aantal historische plekken, zoals het Paul Revere House, de Faneuil Hall, en het Bunker Hill monument. Alles wat te maken heeft met de opstand van de Amerikanen tegen de Engelsen vanwege opgelegde belastingen in 1773. Om hun opstand kracht bij te zetten, gooiden de Amerikanen de thee die net per schip naar de haven was gebracht. The Boston Tea Party dus. Het duurde nog even, maar toen de Engelsen de orde wilden herstellen brak de pleuris uit (Paul Revere was de man die de mensen waarschuwde dat de Engelsen eraan kwamen (één lantaarn als ze via land zouden komen, twee als ze via het water arriveerden; vandaar de tekst: One if by land, two if by sea), en de onafhankelijkheidsoorlog. En na afloop daarvan was Amerika in 1776 onafhankelijk. Veel van de handtekeningen onder de Declaration of Independence zijn van mensen uit deze buurt. Onderweg komen we ook langs mooie gebouwen en leuke uitkijkjes over delen van de stad.

Tegen een uur of vier zijn we terug bij Boston Common en drinken we wat. Daarna nemen we nog een kijkje bij de Bull & Finch Pub, de inspiratie voor de tv-serie Cheers. Daarna gaan we op zoek naar een restaurant, maar uiteindelijk verdwalen we lichtelijk en vinden we dankzij een stel uit de stad zelf de juiste weg. We hebben nog steeds niet gegeten en het is al half zeven. Gelukkig is er vlakbij het theater een Subway. Omdat dit ons diner wordt, bestellen we een footlong brood(je). Na deze maaltijd en een bezoekje aan de parkeergarage om onze apparatuur in de auto op te bergen (er mag in het theater niet gefotografeerd of gefilmd worden) lopen we het theater binnen. Het ziet er allemaal erg mooi en luxe uit. Het concert is uitverkocht. Wat wil je ook met namen als Elvis Costello, Elton John, John Mellencamp, Jeff Bridges en Greg Allman. Ook minder bekende namen (voor ons in ieder geval) als de Punch Brothers, de Secret Sisters, Neko Case, Leon Russel  – een oudere man met een enorme bos wit haar op zijn hoofd  en net zoveel in zijn baard – speelt samen met Elton piano) en nog enkele anderen zijn van de partij. Zeker ook noemenswaardig is de oudste man in het gezelschap, een 83-jarige country zanger. Dit alles onder de naam The Speaking Clock Revue, onder leiding van T Bone Burnett en een band. Soms spelen ze met elkaar, soms is de een begeleiding voor de ander, enz. Het is het eerste concert in een reeks voor het goede doel, iets met scholen voor kinderen. Het concert is erg goed, weinig bekende nummers, maar dat maakt niet uit. Na dik drie uur is het over en zitten we vlot weer op de snelweg naar ons hotel. Aangezien we dik 15 kilometer hebben gelopen, een concert hebben bezocht en het al vrij laat is, vallen we als een blok in slaap.

Zondag 17 oktober

Over de snelweg door Boston rijden we naar Plymouth. Op deze plaats zijn in 1620 wat nu de Pilgrims worden genoemd (Engelsen die niets met de Church of England te maken wilden hebben plus een aantal ondernemers) na twee maanden over de Atlantische Oceaan varen, aan land gekomen. Het is de oudste (daar zijn we weer) aaneengesloten kolonie in Amerika. Hier nemen we dele aan een walking tour van een halfuur, waarbij een gids van alles vertelt over het hoe en waarom van deze plek en zijn geschiedenis. Ook bezoeken we de Mayflower II (een schip dat in Engeland is gebouwd en in 1957 aan de stad kado is gedaan). Het is niet een exacte kopie van het origineel, maar het geeft wel aan hoe het eruit zag en hoeveel ruimte men (vooral niet) had. Met 102 passagiers, een stuk of 30 bemanning, vee en zaken als tafels, kasten, en noem maar op, zaten ze hutje mutje op het water te dobberen. Na het eerste jaar was nog maar de helft van de groep over. Toch is men gebleven en de rest is geschiedenis. Naast de blanken hebben ook de Indianen een standbeeld en staat op een markering te lezen dat zij het niet eens zijn met de feestdag Thanksgiving, voor hun is dat The Day of Mourning. Zoals bekend heeft de komst van de Europeanen de Indianen geen goed gedaan.

Iets verder naar het zuiden vinden we Plimoth Plantation, een nagebouwd dorpje, vergelijkbaar met het Openlucht Museum dat we in Nederland kennen. Hier lopen acteurs rond die vragen beantwoorden, maar met een Engels accent en in een rol alsof ze in 1627 leven. Ook is er ruimte voor de Indianen, die niet aan rollenspel doen, maar vragen stellen kan altijd en zo leren we een aantal aardige wetenswaardigheden over hun leefomstandigheden slimme manieren om te vissen.

Ons einddoel voor vandaag is Hyannis, Cape Cod. Hopelijk kunnen we morgen een trip op een boot nemen voor whale watching, walvissen spotten. Na het eten kijken we op internet wanneer de boot vertrekt. Dat is echter pas om twaalf uur ´s middags en we willen tegen het eind van de middag in New York aankomen, wat nog vijf uur rijden is. Het vinden van (betaalbare) accommodatie in New York blijkt toch iets moeilijker dan ik dacht. Na veel zoeken op internet en het lezen van beoordelingen van anderen komen we uit bij de Sleepy Inn in Brooklyn. Niet direct in Manhattan, maar de prijzen zijn hier sinds de laatste keer behoorlijk hoger geworden. Gelukkig is er de metro en kunnen we (als het goed is) toch vrij vlot naar hartje Manhattan. Maar dat zijn zorgen voor morgen (en de drie dagen daarna).

Maandag 18 oktober

We zijn verbazend vroeg op vandaag. Geen ontbijt, wel pastry indien gewenst. Maar dat is veel te zoet en droog, dus dat slaan we over. Als we alles weer in de auto hebben gegooid nemen we nog een kopje thee voor het vertrek. Dan rijden we naar Providence, Rhode Island. Van daaruit kunnen we onze eigen ‘one if by land, two if by sea’ variant bedenken: of we rijden naar New York via Long Island (dan moeten we met de ferry vanaf New London), of we rijden meer door het binnenland, via Hartford, Connecticut. Aangezien we daar meer kans hebben om van de herfstkleuren te genieten (aan zee is alles nog zo goed als groen), kiezen we voor optie twee. En inderdaad rijden we hier door bossen vol rood-, oranje- en geelgekleurde bomen.

Vanuit Hartford is het nog zo’n anderhalf uur naar New York. We stellen de TomTom in op het adres van het Sleep Inn hotel aan 49th Street in Brooklyn, een van de vijf burroughs (wijken) van New York City. Zo aan het eind van de reis wat de autoritten betreft is het steeds gemakkelijker in slaap te vallen (op de passagiersstoel, dan). Als we New York naderen is het echter opletten geblazen, want het wegennetwerk wordt drukker en ingewikkelder. In The Bronx (andere wijk) tanken we voor vijf dollar omdat de tank bijna leeg is, er kan nog 50 mijl gereden worden. Vijf dollar is natuurlijk niks, maar we willen zo weinig mogelijk benzine in de tank overhouden, we krijgen geen geld terug voor de benzine die bij het inleveren van de auto nog in de tank zit. Dit is ons bij het ophalen van de auto op het hart gedrukt. We hoeven nog maar zo’n 20 mijl te rijden, dus het kan wel, maar je zal maar op een drukke straat in de stad stil komen te staan.

Het hotel is goed te vinden en ziet er wat ons betreft prima uit. Hier blijven we tot donderdagochtend, en we mogen na het uitchecken onze bagage in het hotel achterlaten tot het eind van de middag, want ons vliegtuig vertrekt pas om tien uur ’s avonds. We hebben dus drie volle dagen in de stad. Er is een metrostation op loopafstand, hoewel we nog niet een idee hebben hoe veilig de wandeling tussen station en hotel in het donker is. Dat moeten we maar proefondervindelijk ondervinden. De toon wordt wel een beetje gezet door de dame bij de receptie van het hotel die aangeeft vooral geen waardevolle spullen in de auto achter te laten. Maar dat moet je tegenwoordig natuurlijk nergens meer doen. De rest van de dag hangen we een beetje voor de tv, morgen gaan we Manhattan in.

New York, New York

Dinsdag 19 oktober

We nemen een metrocard voor zeven dagen à 27 dollar en een New York City Pass voor 125 dollar. Op die manier kunnen we onbeperkt door de stad reizen en hebben we toegang tot een dikke 50 attracties, zoals musea, het Empire State Building, de Statue of Liberty, en andere trekpleisters, waar we ook nog eens de lange rijen kunnen overslaan.

Woensdag 20 oktober

Goed geslapen, wel gaat de rookmelder een keer af ´s ochtends. Na het ontbijt stappen we voor het laatst in de auto. Met nog zo´n 30 mijl aan benzine in de tank rijden we de onder de East River door. De TomTom is op zo´n moment niet in staat om onze locatie en dus de rest van de route te bepalen. En dat helpt niet echt als je Manhattan binnenrijdt! We moeten een bocht naar links maken en de Battery Park tunnel in (we kwamen toch net uit de tunnel?). Gelukkig volgt de tunnel de East River en komen we op de verhoogde weg naar het noorden. Bij 32nd Street moeten we eraf. Maar hier begint de lol pas: het merendeel van de straten in Manhattan is eenrichtingsverkeer en links afslaan mag niet tussen 7 uur ’s ochtends en ergens later op de dag. De TomTom rekent zich suf en geeft wel vier keer een nieuwe route aan omdat we de voorgestelde weg niet mogen volgen. Uiteindelijk redden we het, met een beetje valsspelen, ik sla ergens rechtsaf terwijl ook dat op dit tijdstip ook niet mag. Maar de politie houdt zich hier eigenlijk alleen maar bezig met zoveel mogelijk auto’s zo snel mogelijk over de kruispunten te krijgen, of dat nu via busbanen is of anderszins. We parkeren de auto in een piepkleine garage die deels door het verhuurbedrijf wordt gehuurd. De dame achter de balie zegt iets in de trant van “je hebt nog maar een klein stukje gezien, dus kom nog wel eens terug”. Blijkbaar heeft ze niet gezien waar wij de auto oorspronkelijk hebben opgehaald of de begin- en eindstand van de mijlen. Dat zetten we natuurlijk snel recht. Er is geen schade aan de auto, we krijgen de vervangen lamp en het verversen van de olie vergoed en dan zijn we eindelijk autoloos.

Het eerste wat we nu willen is een metrocard voor de subway. Die kun je voor een dag kopen, of zeven dagen, of je kunt hem met indien nodig bijvullen. Wij kiezen voor de zeven dagen variant, die kost 27 dollar en geeft ons onbeperkte mogelijkheden binnen de stad. Vervolgens willen we een New York Pass, een pas waarmee je toegang krijgt tot een dikke vijftig attracties. Die vinden we in het Empire State Building, in vroeger tijden het hoogste gebouw ter wereld. Die titel zijn ze al een tijdje kwijt, maar met het neerhalen van de Twin Towers is het in New York weer het hoogste waar je als publiek kunt komen. We betalen 150 dollar voor de pas, dat is 25 meer dan we via internet hadden hoeven betalen. Er zijn bijna geen rijen. Eerst doen we de Skyride, een film van een helikoptertocht door de stad, waarbij de stoelen waarop we zitten ook meebewegen. Grappig en informatief. Daarna moeten we nogmaals naar de ticket booth voor kaartjes naar de 86e verdieping. Daar hebben we 360 graden goed zicht over de stad.

Donderdag 21 oktober

Naar Statue of Liberty en Ellis Island. Daarna beetje rod Times Square gehangen om op tijd bij het theater te zijn.

Vrijdag 22 oktober

Als de lichten in het vliegtuig weer aangaan, wordt het ontbijt geserveerd. Om half elf plaatselijke tijd landen we op Schiphol. Onze koffers komen zo’n beetje als laatste van de band rollen. De douane is een makkie, maar voor de treinkaartjesautomaten staan helaas weer rijen. Het wordt nog minder als we horen dat er geen treinen vanaf Schiphol rijden op orders van de politie. Er wordt gezegd dat er een lijk op het spoor licht. Het kan wel tot drie uur duren voordat de treinen weer mogen rijden. Wel kunnen we met de bus naar station Amsterdam Sloterdijk om vandaar de trein te nemen naar Groningen. De overstap in Amersfoort loopt als een trein, al moeten we in Zwolle nog wel even in het juiste treinstel overstappen, anders komen we in Leeuwarden uit. De trein is op tijd in Groningen, waar we opgewacht worden door onze ouders. En weer is een reis ten einde. Benieuwd wat we de volgende keer verzinnen…

Hopelijk tot dan!